is het gebied tussen het Ladoga Meer en de Witte Zee in Noord-Europa. Het werd in 1721 bij de Vrede van Nystad aan Rusland afgestaan, kwam in 1809 aan Finland en was na Wereldoorlog I tot 1940 verdeeld in het tot Finland behorende West-Karelië en het tot Rusland behorende Oost-Karelië.
De bevolking vertoont cultureel veel overeenkomst met de Finnen; de taal der Kareliërs vormt een Fins dialect. Oost-Karelië, tot 1917 de Olonetzprovincie van het Russische keizerrijk, maakte na de Novemberomwenteling deel uit van de Russische F. S. S. R. In Juni 1920 werd een Karelische Arbeiders Commune gevormd, die in Juli 1923 geconstitueerd werd als autonome Sovjetrepubliek Karelië, één van de autonome republieken van de Russische F.S.S.R. Na de Fins-Russische oorlog (1939-1940) moest Finland West-Karelië afstaan en werd de Karelo-Finse Soc.
Sovjet Republiek gevormd, de 12de republiek van de U.S.S.R. (31 Mrt 1940), met Otto Kuusinen als vice-president. Onder het in 1940 afgestane gebied bevond zich ook de Karelische landengte, het gebied ter breedte van 105 km tussen de westelijke oevers van het Ladoga Meer en de Finse Golf gelegen. In 1941 heroverden de Finnen West-Karelië en drongen door tot Oost-Karelië, dat zij tot 1944 behielden. In laatstgenoemd jaar werden echter de grenzen hersteld, waarop ca 450 000 Kareliërs het land verlieten en zich in Finland vestigden. In 1946 werd het zuidelijk gedeelte van de republiek, de gehele zeekust omvattend, afgescheiden en bij de Russische F.S.S.R. gevoegd.
Karelië, in de tsarentijd een verbanningsoord, had voor 1940 een oppervlakte van 146 300 km2 en telde 469 000 inw. De economische betekenis was voor 1914 zeer gering; het telde slechts enkele houtzagerijen en een smelterij, terwijl de landbouw op een zeer lage trap van ontwikkeling stond. De Karelo-Finse Republiek heeft thans een oppervlakte van 178 500 km2 met ca goo 000 inw.
BODEMGESTELDHEID
Het gebied, dat vrijwel dezelfde landschapstrekken vertoont als Finland, telt als gevolg van het geringe reliëf, vooral in het midden en het Z. duizenden meren, waarvan vele door rivieren, die een belangrijk hydro-electrisch potentieel bezitten, met elkaar in verbinding staan. Sommige meren beslaan een grote oppervlakte.
KLIMAAT
Bodem en klimaat lenen zich niet voor landbouw; Karelië is hoofdzakelijk taiga of moeras. De zomers zijn koel en vochtig en de winters streng, hoewel de nabijheid van Oostzee en Atlantische Oceaan nog van enige invloed is. De rivieren en meren zijn gemiddeld van 180 tot 200 dagen met ijs bedekt. De neerslag (gemiddeld 375 mm per jaar) is, gezien de korte zomer en de geringe verdamping, niet als onvoldoende aan te merken.
STEDEN
De republiek, die in het N. door het Moermanskgebied, in het O. door de Witte Zee en Archangelgebied, in het Z. door het Wologdagebied en het Leningrad gebied en in het W. door Finland wordt begrensd, heeft als hoofdstad Petrosawodsk (of Petroskoj, Fins: Aanislinna), aan de westelijke oever van het Onega Meer gelegen. De stad (69 738 inw.) heeft als locale industrie metaalnijverheid, houtzagerijen, houtverwerking, meelmaalderijen en brouwerijen. Kern (Kemi) is een haven aan de Witte Zee aan de mond van de rivier Kemmet visserij en houtzagerijen. Een haven is ook Belomorsk. Uitgezonderd de hoofdstad treft men geen grote plaatsen aan.
ONDERWIJS
In 1946 werd in Petrosawodsk de universiteit heropend met 18 leerstoelen en 400 studenten. In 1949 werd in de republiek een tak van de Russische Academie van Wetenschappen gesticht met afdelingen voor taal- en letterkunde, geschiedenis, biologie, economische wetenschappen, bos- en mijnbouw. Het onderwijs berust deels in Russische, deels in Karelische handen; het analphabetisme is echter nog groot.
In 1923 trachtte Finland van de Volkenbond vergeefs meer zelfstandigheid te verkrijgen voor de Kareliërs. Hoewel in hetzelfde jaar de autonome republiek Karelië gevormd werd, gingen de russificatie en de deportatie van de Kareliërs voort. Na 1944 kwamen er vooral Russische arbeiders en boeren.
NIJVERHEID
Slechts 0,3 pct van de oppervlakte is in cultuur gebracht. Karelië is vooral bekend om de houtrijkdom; 70 pct van het areaal is bedekt met bos. Het heeft tevens een grote rijkdom aan bodemschatten (diabaas, spaat, kwartsiet, marmer, mica, graniet, zink, lood, zilver, koper, molybdeen, tin, ijzererts); het is de micaleverancier van de Sovjet-Unie. De meren en rivieren zijn rijk aan vis. De republiek levert vooral het hout, dat door de Sovjet-Unie aan het buitenland geleverd wordt. De bossen hebben van de roofbouw in het verleden en van Wereldoorlog II zeer te lijden gehad.
In het door Finland afgestane gebied was een belangrijke houtverwerkende industrie aanwezig (cellulose, papier, enz.). In het Russische gedeelte zijn in het kader van de twee vijfjarenplannen nieuwe bedrijven gesticht, zoals electrische centrales, zagerijen, cellulose- en papierfabrieken, fabrieken voor de vervaardiging van houten huizen, meubels en ski’s, chemische fabrieken enz.
VERKEER
De aanleg van het kanaal van de Oostzee naar de Witte Zee en van de Moermanskspoorlijn is van betekenis voor de toekomstige economische ontwikkeling. Immers deze wordt geremd door het gebrek aan verkeersmiddelen en aan mechanische kracht. De lengte van het spoorwegnet bedraagt 1600 km, die van het wegennet 14 000 km. Het luchtverkeer is vooral voor het goederenvervoer van grote betekenis.
Lit.: Over de Kareliërs: L. Manninen, Die finn.-ugrischen Völker (1932); G. Maynard, The Murmansk Venture (Helsinki 1934); East Garelia (Helsinki 1934); A. Schulz, Europ. Russland, in: Geogr. Jhrb.
Lil (i937> m.lit. opg.); V. Pantenburg, Russlands Griff um Nordeuropa (Leipzig 1938); Finland en Karelië. Verz. opstellen (‘s-Gravenhage 1942); R. Kenney, The Northern Tangle (London 1946). Taal: J. Kujola, Karjalan Kielen opas (Helsinki 1922); V.
I. Junus, Isolan Keelen Grammatikka (Moskou 1936).