…tekst ontbreekt…
vestigingen met 1 194 600 man personeel, waarvan 988450 arbeiders; de (toegevoegde) waarde van de productie bedroeg ca 6½ millioen dollar (8,6 pct der nationale productie). De voornaamste producten zijn gietijzer (met als centrum Cleveland, waar men de bij het Superior-meer gedolven ijzerertsen ontscheept en dat wat de productie van gietijzer betreft direct achter Pittsburgh komt), machinerieën, staal- en ijzerwaren, rubber, auto’s, spoorwagens en rails, vliegtuigen, vleesconserven en papier. Andere producten van betekenis zijn zeep, verf en lakken, aardewerk, bestuurbare luchtballons, herenkleding, schoeisel en speelkaarten.
Lange tijd waren de waterwegen de voornaamste verkeerswegen van Ohio. De havens aan het Eriemeer (Cleveland, Sandusky, Toledo) staan in verbinding met het economisch zeer belangrijke gebied der Grote Meren, terwijl de Ohio lange tijd de voornaamste verbindingsweg tussen het O. en W. der V.S. was en een grote rol speelde bij de ontdekking en kolonisatie van het W. Reeds in het begin van de 19de eeuw begon men door de aanleg van kanalen het stroomgebied van de Mississippi met het gebied der Grote Meren te verbinden. Aldus schiep men een kanalensysteem, waarvan de meest bekende waterwegen die van Portsmouth naar Cleveland en die van Toledo via de Maumee River enerzijds over de Miami River naar Cincinnati, anderzijds over de Wabash River tot Evansville zijn.
Talrijke zijtakken verhogen de betekenis van deze kanalen, maar de ontwikkeling van moderne, snellere transportmiddelen was de oorzaak, dat toen de overstroming van de Ohio in 1913 sommige kanalen onbruikbaar maakte, deze niet meer hersteld werden. Thans doorkruisen talrijke spoorlijnen, waarbij enkele transcontinentale, de staat in alle richtingen met als het belangrijkste spoorwegcentrum Cincinnati. Een uitstekend wegennet en talrijke luchtlijnen completeren de verkeersmogelijkheden van Ohio.
Het gemiddelde jaarlijkse inkomen per hoofd der bevolking lag, zoals men bij een industriestaat mag verwachten, in 1949 met $ 436 boven het nationale gemiddelde ($ 1 330) en even boven het regionale gemiddelde ($ 1 414). waarbij echter de omstandigheid een rol speelt dat in deze groep enkele typische landbouwstaten zijn opgenomen.
STEDEN
(cijfers van 1950). In de stedengordel van het kolen- en ijzergebied tussen Pittsburgh en Cleveland, weleens de smidse der V.S. genoemd, liggen o.a. Steubenville (35 695 inw.) aan de Ohio, `Youngstown (167 640 inw.) en Warren (49 675 inw.) aan de Beaver River, Canton (116310 inw.) en Massillon (29 525 inw.), Akron (273 190 inw.), Cleveland Heights (58 780 inw.) en Cleveland, met 905 640 inw. de grootste stad van de staat aan de Cuyahoga River. In westelijke richting liggen langs de kust van het Eriemeer de stad Lorain (50 820 inw) met haar scheepswerven en vissershaven, de havenstad Sandusky (29 060 inw.) en de industriestad Toledo (301 360 inw.) aan de mond van de Maumee River; een andere dichtbevolkte streek is de Z.W. hoek tussen de staatshoofdstad Columbus (374 770 inw.) en de aan de Ohio gelegen tweede stad van de staat Cincinnati (500 510 inw.). De voornaamste steden in dit gebied zijn de industriecentra Springfield (78030 inw.), Dayton (243710 inw.), Middletown met zijn vliegtuigindustrie (33 630 inw.) en Hamilton (57 720 inw.). Andere grotere steden zijn Portsmouth (36 660 inw.) aan de Ohio, Zanesvïlle (40 240 inw.) en Newark (34 180 inw.) in Midden-Ohio, Mansfield (43 360 inw.), Marion (33 790 inw.), tussen Akron en Columbus, en Lima (49 880 inw.) in West-Ohio.
HOGER ONDERWIJS
(cijfers van 1950). De Staatsuniversiteit van Ohio is gevestigd te Columbus en heeft 25 160 studenten en 2 015 docenten. In dezelfde stad bevinden zich de Franklin University (3 660 studenten en 60 docenten), de Lutherse Capital University (1 190 studenten en 105 docenten) en het (Katholieke) St. Mary of the Springs College (250 studenten en 43 docenten). Te Cleveland bevinden zich de Western Reserve University (15 390 studenten en 940 docenten), het Case Institute of Technology (1665 studenten en 157 docenten), het Fenn College (5 850 studenten en 130 docenten) en de Katholieke instellingen John Carroll University (2 350 studenten en 102 docenten) en het Ursuline College for Women (225 studenten en 36 docenten); te Cincinnati: de Gemeentelijke Universiteit (17 370 studenten en 926 docenten) en de Katholieke instellingen Xavier University (2 900 studenten en 133 docenten) en Our Lady of Cincinnati College (340 studenten en 34 docenten). Andere instellingen van Hoger Onderwijs in Ohio zijn de University of Akron (5590 studenten en 200 docenten), de Miami University te Oxford (5 550 studenten en 383 docenten), het Youngstown College te Youngstown (4 360 studenten en 278 docenten), de University of Toledo (6 830 studenten en 299 docenten), de Ohio University te Athens (6 440 studenten en 325 docenten) enz.
Verder noemen wij te Cincinnati het Conservatory of Music en de Art Academy; het symphonieorkest van deze stad, evenals dat van Cleveland, behoort tot de beste der V.S.
GESCHIEDENIS
De Franse ontdekkingsreizigers die uit Canada kwamen, waren de eerste blanken, die het gebied van Ohio betraden in de eerste helft van de 17de eeuw en het gebied tussen de Grote Meren en de Ohio voor zich opeisten. Ruim een eeuw later in 1749 verscheen de Franse officier Céleron de Bienville, die het gehele land voor Frankrijk in beslag nam, waardoor deze staat in botsing kwam met Engeland, dat aanspraken meende te mogen maken op al het land van oceaan tot oceaan, hoewel de eerste Engelsen pas ca 1730 voor kortstondige tochten over de Appalachen waren getrokken. Hevige oorlogen, waarbij de op dit gebied wonende Indianenstammen de Franse zijde kozen, waren hiervan het gevolg, en bij de vrede van 1763 werd beslist dat het land ten W. van de Mississippi aan Frankrijk, dat ten O. er van, dus ook Ohio, aan Engeland zou toebehoren. Ca 1772 vestigden zich missionarissen in de nabijheid van New Philadelphia en in 1785, toen dit gebied reeds onder de souvereiniteit van de V.S. stond, verschenen de eerste landverhuizers. In 1787 richtte het Congress het Northwest Territorium, waartoe behalve Ohio ook Indiana, Illinois, Michigan, Wisconsin en een deel van Minnesota behoorden, op, waardoor deze streek officieel voor kolonisten geopend was, die aanvankelijk vrnl. uit veteranen uit de Onafhankelijkheidsoorlog bestonden. Dezen hadden in het begin moeilijkheden met de hun jachtgebieden verdedigende Indianen, maar in 1794 maakte generaal Wayne door zijn overwinning in de slag bij Fallen Timbers een eind aan het georganiseerde verzet.
In 1803 werd Ohio als 17de staat in de Unie opgenomen. Na de oorlog met Engeland van 1812-1814, waarbij aan weerszijden van het Eriemeer hevige gevechten plaatsvonden, nam de bevolking van Ohio snel toe (1810: ca 230000 inw., 1830: ca 938 000 inw.), mede dank zij de economische voordelen, die de aanleg van talrijke kanalen met zich meebracht. Aan de Burgeroorlog nam Ohio met 70 regimenten aan de zijde der Noordelijken deel en de bekende generaals Grant en Sherman waren uit deze staat afkomstig. Een periodiek optredend vraagstuk is in Ohio de bedijking van de Ohio en haar zijrivieren. Deze bedreigen nl. de bevolking der valleien geregeld met overstromingen—de grootste in 1913 kostte 732 mensenlevens—en hoewel er plannen bestonden voor een Ohio Valley Authority in de stijl van een Tennessee Valley Authority, is hiervan tot nog toe (1951), mede door de technische moeilijkheden die het geringe verval van de Ohio met zich meebrengt, niets gekomen.
In politiek opzicht zijn de stemmen vrijwel gelijk over Republikeinen en Democraten verdeeld. Bij de Presidentsverkiezingen stemde Ohio in 1928 en 1944 Republikeins, in 1932, 1936, 1940, 1948 Democratisch. De senaatsverkiezingen van 1950 gaven de Republikeinse isolationist Taft weer een ruime meerderheid. Beide senaatsleden en 14 van de 22 leden, die Ohio in het Huis van Afgevaardigden toekomen, zijn (1950) Republikeinen. Ohio staat in de V.S. bekend als „Mother of Presidents”. Niet minder dan 7 presidenten, allen Republikeinen, zijn uit deze staat afkomstig, te weten Grant (1869-1877), Hayes (1877-1881), Garfield (1881), Harrison (1889-1893), McKinley (1897-1901), YV.
H. Taft (1909-1913), en Harding (1921-1923).
PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER
Lit.: R. E. Cheddock, Ohio before 1850 (New York 1908); E. M. Clark, Ohio Art and Artists (Richmond 1932); E. H.
Roseboom & F. P. Weisenburger, A History of Ohio (New York 1934); F N. Wilcox, Ohio Indian Trails (Cleveland 1934); I. T. Frary, Early Homes of Ohio (Richmond 1936); S.
Stille, Ohio Builds a Nation (Chicago 1939); W. P. A. (Guide Series), The Ohio Guide (New York 1940); H. H. Hatscher, Buckeye Country (New York 1940); C. Wittke (ed.), The Hist. of the State of Ohio, 6 dln.; Ohio State Archaeol. & Hist.
Society (1941 e.v.); G. Hutton, Midwest at Noon (Chicago 1946); „The Midwest” d. d. uitg. v. „Look” (Boston 1947).