Vlaams schrijver (Antwerpen 19 Nov. 1879 - 6 Oct. 1926), was van 1905-1912 redactiesecretaris van „Vlaamsche Arbeid”. Na eenvoudige Kempische vertelsels en stemmingsgedichten verviel hij, sedert Godvruchtighe maen-rymen, zowel in zijn gedichten als in zijn historische verhalen in een archaïstisch -gemaniëreerde woordcultus en een vals pasticherende Renaissancestijl.
Tijdens Wereldoorlog I keerde hij de rug naar deze overladen woordkunst : zijn nieuw werk vertoonde een verinnerlijking en tevens een directer uitdrukking. Hij speelde een rol in de expressionnistische beweging met religieus geïnspireerde gedichten (Het open luik; Paviljoen) en gedepouilleerde meditaties, Het inwendig leven van Paul, een anti-Pallieter, geconcentreerd op de genade, als literaire prestatie origineel en alleenstaand in de Nederlandse letteren. Contramine-Katholiek à la Léon Bloy, prikkelbaar en fanatiek, schreef hij vinnige critieken en polemieken.DR R. F. LISSENS
Bibl.: Poëzie: In schemergloed der morgenverte (Antwerpen 1901): Van stille dingen (Maldegem 1904); Het drievuldig beeld (Antwerpen 1907); Godvruchtighe maen-rymen (ibid. 1911); Lof van Antwerpen (ibid. 1912); Verzen uit Oorlogstijd (’s-Hertogenbosch 1919); De zilveren flambouw (ibid. 1919); De betooverde heide (ibid. 1921); Het open luik (ibid. 1922); Schaduw der vleugelen (ibid. 1923); De heilige berg (Roermond 1925); Paviljoen (Antwerpen 1927). Verhalen: Kempische vertelsels (Maldegem 1905); De Geuzenstad (Kortrijk 1912); Oud-Antwerpsche vertellingen (Antwerpen 1920); Het inwendig leven van Paul (ibid. 1923). Essay en critiek: Kritische opstellen (Antwerpen 1913); Hollandsch-Belgische toenadering (Leiden 1917); De Vlaamsche beweging (ibid. 1918); Het rood paard (Antwerpen 1923); Geestelijke peilingen (Roermond 1924); De Hollandsche natie voor een Vlaamschen spiegel (ibid. 1925). Toneel: Juffrouw Suzanne Roemers (Antwerpen 1914).
Lit.: J. Muls, Melancholia (Leuven 1929); W. Moers, De dooden leven (Brussel 1938).