Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ESSAY

betekenis & definitie

(Eng. essay, Fr. essai, poging, proef) is een literair-wetenschappelijke term; in de 18de eeuw zijn vertoog (Van Effen) en proeve (Betje Wolff, Bellamy) daarmee ongeveer synoniem. Hoewel deze term ook in de titel van enkele leerdichten voorkomt (Pope: Essay on Criticism, Essay on Man), wordt hij bijna uitsluitend gebruikt voor proza-geschriften, en wel voor persoonlijk gekleurde opstellen over wijsgerige, met name cultuurfilosofische, aesthetische, ethische en maatschappelijke kwesties.

Niet zozeer door het onderwerp als wel door de wijze van behandeling en door hun daarmee in verband staande stilistische kwaliteiten onderscheiden deze opstellen zich van de meer wetenschappelijke „studies”. Ze zijn subjectiever en vaak openbaart zich in de stijl een aesthetische bewogenheid. De grens is echter moeilijk te trekken. Nauw verwant aan het essay is ook de critiek. Vele boekbesprekingen kan men met goed recht essays noemen.Als originator van het genre wordt Montaigne beschouwd (Essais, verzameld 1580). Bacon heeft het voor het eerst in Engeland beoefend. Navolgers waren o.a. Dryden en Temple. Tot grote bloei kwam het essay in de spectatoriale literatuur van Addison en Steele en hun vele navolgers in Engeland en in andere landen. Maar ook buiten deze literatuur om heeft het zich in de 18de eeuw ontwikkeld en het is een literair genre van grote betekenis gebleven tot op de huidige dag.

Bekende essayisten zijn o.a. : in Engeland: Goldsmith, Lamb, Leigh Hunt, Hazlitt, Landor, De Quincey, Thackeray, Dobson, Matthew Arnold, Stevenson, Belloc, Chesterton, Aldous Huxley; in Frankrijk: Sainte-Beuve, V. Cherbuliez, E. Montégut, E. Scherer, P. Stapfer, Anatole France; in Duitsland: Herder, Lessing, Hermann Grimm, Max Harden; in Amerika: W. Irving en Emerson; in Zweden: Ellen Key; in Nederland: Hildebrand, Geel, Multatuli, Van Deyssel, Dirk Coster, Just Havelaar, Willem Pijper, Schmidt Degener, Anton van Duinkerken, Anthonie Donker, S. Vestdijk. In Vlaanderen: H. Verriest, Aug. Vermeylen, K. van de Woestijne, C. Verschaeve, A. H. Cornette, J. Muls, K. van den Oever, J. Persyn, P. van Ostaijen, U. van de Voorde.

DR C. F. P. STUTTERHEIM

Lit.: The British Essayists; with prefaces, historical and biographical, by A. Chalmers (in vol. 38: General Index) (London 1823); C. T.Winchester, A group of Engl. Essayists of the early nineteenth century (1910) (o.a. Hazlitt, Lamb, De Quincey, L. Hunt); H. Walker, The English E. and essayists (London 1915); M. H. Law, The English familiar essay in the early nineteenth century (Philadelphia 1934); W. L. MacDonald, Beginnings of the English Essay (Toronto 1914); Ad. M. Conway, The Essay in American Literature (New York 1914); A. J. Merson, The English Essay (London 1945); B. Dobrée, English Essayists (1946); E. Rhys, Modem English E.’s, 1870-1920 (5 dln, London 1922); J. B. Priestley, Essayists past and present (London 1925).

< >