Vlaams dichter en schrijver (Oostende 9 Apr. 1906), bezingt met beheerst gevoel en in een geleidelijk vaster geworden vorm het dagelijkse bestaan, dat hij rondom enkele steeds terugkerende thema’s — de liefde van een kinderloos paar, de dood, God — weet te sublimeren. De doorgaans elegische toon van het vers wordt hier en daar met wat ironie, keerzijde van een diepe weemoed, versneden.
Met de gevoelige cyclus Conchüa verwierf Jonckheere als dichter ruimere bekendheid. De onvoltooide suite Spiegel der Zee, een terugblik op zijn jeugd, bevat zijn rijpste werk. Hij schreef ook reisverhalen en novellen.Bibl.: Brozen’s ,,Anny” (Gent 1932); Proefvlucht (Antwerpen I933)> Het witte Zeil (Kortrijk 1935); Gewijde grond (Kortrijk 1937); Klein Testament (ibid. 1938); Conchita (Mechelen 1939; verm. uitg. Antwerpen 194°); Cargo (Oude-God 1940); Terra Caliente (ibid. 1941); Tita vlucht (Antwerpen 1941); De zevende haven (Oude-God 1942); Gedichten (Antwerpen 1942); Wat niet geneest (ibid. 1943); Steekspel met dubbelgangers (Gent 1944); Avondbrieven (Hoogstraten 1946); Spiegel der Zee (Antwerpen 1946); Vloedlijn, gedichten I933~i945 (ibid. 1948).