(1, tijdrekenkunde) is een in zichzelf wederkerende tijdkring van een bepaald aantal jaren. De bekendste cycli (voor de beschrijving z kalender), zijn de cyclus van de Romeinse Indictie, van 15 jaren, de verschillende maancycli van 19 jaren, de cyclus van de Zondagsletters of zonnecyclus van 28 jaren en de Paaskringen van 8, 84 en 532 jaren.
(2, muziek) wordt gebruikt als naam voor een aantal muziekstukken, die te zamen een eenheid vormen. De delen van een Symphonie of van een sonate vormen zo’n cyclus. De eenheid kan ontstaan door programmatisch verband, door thematische overeenkomst, door karakterverwantschap, maar ook vaak door complementaire contrastwerking. Sedert Beethoven in zijn 5de Symphonie het befaamde rhythme van 4 slagen in alle onderdelen van het werk deed kloppen, is de cyclische eenheid steeds meer met thematische middelen nagestreefd.
Hieruit is het eerst bij Liszt en Franck het cyclisch vormprincipe ontstaan, waarbij alle thematische gegevens van een meerdelig werk uit één of enkele kiemcellen ontwikkeld zijn (z muziek, vormleer).