Het Kanarees behoort tot de Dravidische talen en wordt door ruim 11 millioen mensen gesproken, vnl. in het Zuiden van India, te weten in de provincie Mysore en in het Z.O. van de provincie Bombay. Het vertoont sterke verwantschap met het Tamil en wordt onderscheiden in Oudkanarees (Halekannädä), dat op zijn beurt twee periodes omvat, het oudste stadium tot de 7de eeuw en het jonge stadium tot de 14de eeuw, en het Nieuwkanarees (Hosakannädä).
Sedert de 16de eeuw heeft het veel woorden ontleend aan het Sanskrit en aan het Urdu (z Hindoestanï). Het oude Kanarese alphabet, dat ook voor het Telugu werd gebruikt, dateert uit de 13de eeuw, maar is oorspronkelijk afgeleid van het Brahmi-alphabet van keizer Asoka (ca 275 v. Chr.). Deze taal bezit een omvangrijke, 1000 jaar oude literatuur, die hoofdzakelijk uit sectarische werken bestaat, afkomstig van de secten der Jaina’s, Lingaïeten, Sivaïeten en Visnuïeten. Ook zijn er verhandelingen over poëzie, rhetorica en grammatica, die veelal vertalingen of navolgingen uit het Sanskrit zijn. Een geheel speciale plaats bekleden de zgn. Dasara Padaealu, de liederen van Däsa, de dienaar van Visnu, waarvan er duizenden in omloop zijn uit zeer verschillende tijdstippen en die uitmunten door hoge moraliteit en fijnheid van gevoelen.Lit.: L. Rice, Early Kannara Authors (Bangalore 1883); F. Ziegler, The English-K. Schooldictionary (Mangalore 1919); E. P. Rice, History of Kanarese Literature (Calcutta en London 1921); Mögling, Lieder Kanaresischen Sänger (ZDMG XIV 502 vlg. en XVII 241 vlg.); H.
W. Schomerus, Die Dravidischen Literaturen, in: H. von Glasenapp, Die Literaturen Indiens (Potsdam 1929); Narasimhachar, History of Kanada Language (Mysore 1934); H. Spencer, A. K. Grammar (Mysore 1914) 5 G. S.
Gay, Hist. Grammar of old K. (Poma 1946).