Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RHETORICA

betekenis & definitie

is de (leerbare) kunst der welsprekendheid. De term rhetoriek, die ook het begrip rhetorica dekt, heeft daarnaast de speciale, ongunstige betekenis gekregen van gekunstelde welsprekendheid, bombastische stijl, woordenpraal.

De grondslagen voor de Griekse rhetorica werden gelegd door Korax* en Teisias, die de eerste leerboeken schreven. Hun techniek werd overgebracht naar Attika en kwam daar tot bloei bij een op processen belust en sophistisch aangelegd publiek, met name door het talent van Gorgias*. Hij schiep de normen voor de epideiktische (pronk-) rede; Thrasymachos ontwikkelde de gerechtelijke welsprekendheid. Isokrates* is de schepper van de zgn. periode, de harmonisch en rhythmisch opgebouwde samengestelde zin. Aristoteles* ontwierp een wetenschappelijke rhetorica doordat hij haar verhouding tot de wijsbegeerte bepaalde en psychologische verdieping bracht. De politieke welsprekendheid bereikte haar hoogtepunt in Demosthenes*; gaandeweg verloor zij haar betekenis nadat Athene zijn zelfstandigheid had verloren.

Maar er ontstonden vermaarde rhetorenscholen, o.a. op Rhodos, waar zich het asianisme* ontwikkelde. Door deze scholen en het algemene aanzien van de rhetorica drong haar invloed door in alle literaire genres, ook later in de Christelijke letterkunde. De asianisten werden fel bestreden door de aanhangers van het atticisme*, zoals Caecilius* van Kalakte en Dionysios* van Halikarnassos, die de grote Attische redenaars tot voorbeeld namen. Hoofdvertegenwoordiger van deze richting is de rhetor Aristides* (bijgen. Theodorus). Sedert de 2de eeuw n. Chr. is de rhetor een gevierd man, die van plaats tot plaats trekt om zijn epideiktische redevoeringen, soms over hoogst onbeduidende onderwerpen, voor te dragen.

In Rome raakte de rhetorica spoedig onder invloed van het asianisme, maar ook het atticisme vond ingang; Cicero was in de eerste richting opgeleid. In de eigenlijke keizertijd verdween de vrije welsprekendheid; de redenaars werden schoolse rhetoren. Uit de 1ste eeuw n. Chr. dateert het uitnemende leerboek van Quintillianus*. Het gezag van de rhetorica bleef groot in de Middeleeuwen en maakte deel uit van de artes* liberales.

Lit.: Over de techniek (figurenleer enz): R. Volkmann, Die Rhetorik der Gr. und Romer (2de dr., Leipzig 1885); F. Blass, Die attische Beredsamkeit (2de dr., Leipzig 1887-1898); H. Gomperz, Sophistik u. Rhetorik (Leipzig 1912); E. Norden, Die antike Kunstprosa vom VI.

Jhrt v. Chr. bis in die Zeit der Renaissance (2 dln, 3de dr., Leipzig 1915); R. Stock, Antieke welsprekendheid (Antwerpen 1945); Oudere verzamelingen der technische geschriften der Grieken: C. Walz, Rhetores Graeci (8 dln, 1832); L. Spengel (3 dln, Leipzig 1853-1856); edities van een aantal stukken in de Bibl. Teubn.; nieuwe editie der voor-aristotelische leerboeken door L.

Radermacher (Wien 1951). Voornaamste Latijnse tractaat: Auctor ad Herennium (Leipzig 1898).

< >