Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kanalisatie

betekenis & definitie

is:

1. de bevaarbaarmaking van een rivier door middel van stuwen, waardoor de waterspiegel op de rivier wordt opgestuwd. De rivier wordt door de stuwen in panden verdeeld die veel op kanaalpanden (z kanaal) gelijken, doch een enigszins hellende waterspiegel vertonen wegens het verhang, dat voor de afstroming van het rivierwater gevorderd wordt. Naast elke stuw is een schutsluis (z sluis) nodig. De stuwen zijn dikwijls beweegbaar, zodat bij grote afvoer, wanneer voor de scheepvaart voldoende waterdiepte aanwezig is, alsmede bij ijsgang, de stuw wordt geopend. Wanneer de stuw uit verschillende door pijlers gescheiden openingen bestaat, is tijdens geopende stuw een daarvan in het bijzonder bestemd voor de scheepvaart, die dan niet van de schutsluis behoeft gebruik te maken; de andere dienen alleen voor de afvoer van water en ijs.

De hoogte van opstuwing bij elke stuw is tamelijk beperkt, nl. tot 2-3½m, omdat bij hogere opstuwing de afwatering van de aangrenzende landerijen bezwaar zou ondervinden. Bovenwaarts neemt de opstuwing af; waar deze bij de kleinste waterafvoer zo gering wordt dat de grens der gewenste vaardiepte bereikt wordt, moet een volgende stuw gebouwd worden. Zeewaarts van de benedenste stuw blijft de toestand op een bovenrivier, ook bij gesloten stuw, onveranderd; op een benedenrivier kan de getijbeweging aan de benedenzijde der gesloten stuw sterk toenemen. Bij kleine rivieren zijn soms geen stuwen, doch alleen schutsluizen aanwezig; het overtollig water wordt dan afgevoerd door die schutsluizen zelf of door daarnaast aanwezige afvoersluizen of stroomduikers, zoals op de Kromme Rijn, de Oude IJsel, de Linde enz. Soms is alleen de mond of het benedeneinde door een schutsluis afgesloten (Hollandsche IJsel en Mark of Dintel).

2. Onder kanalisatie verstaat men ook het voorzien van een landstreek met kanalen voor scheepvaart en afwatering (kanalisatie van Westerwolde).

PROF. DR J. NELEMANS.

< >