Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

MYSORE

betekenis & definitie

(Maisur, Maisoer, eigenlijk Mahisur = buffelstad)

(1), is een staat in het Z. van India met een oppervlakte van 76 000 km' en (1941) 7 329 140 inw., waarvan 6 686 630 Hindoes, 485 230 Mohammedanen en 98 580 Indische Christenen. Hij wordt bijna geheel begrensd door de provincie Madras, behalve in het N.W. (grens met Bombay) en Z.W. (grens met Coorg), strekt zich uit tussen 11° 38' en 150 2' N.Br. en vormt een driehoek, die naar het N. open ligt en begrensd wordt door de Oost- en de West-Ghats, die in het Z. in het tot 2670 m reikende Nilgirigebergte samenkomen.

Het golvende plateaulandschap is in het midden 600-800 m hoog; het beboste bergland in het W. heet Malnad, het dichtbevolkte open gebied in het O. Maidan. Het grotendeels uit archaeïsche gneis en granietische gesteenten bestaande land wordt ontwaterd door de Tungabradha (zijrivier der Kistna) naar het N. en door de Cauvery naar het Z., die beide onbevaarbaar zijn, maar door een groot aantal dammen (anicuts) dienstbaar gemaakt werden aan uitgestrekte bevloeiingen. Het klimaat is gezond; de temperatuur loopt van 20,5 gr. C. in Dec. tot 32,8 gr. in Mei; de regenval bedraagt gemiddeld 92 cm per jaar, maar is vooral geconcentreerd in de maanden Juni-Sept. en van jaar tot jaar zeer wisselvallig.

De minerale rijkdom van Mysore is aanzienlijk. In Kolar vindt men het overgrote deel van India’s goudrijkdom; in de heuvels van Babaduban is ijzererts; Bij Shrinoga chromiet; verder is er mangaanerts, magnesiet, zilver, koper en mica. De bossen leveren teakhout en sandelhout en de landbouw, het middel van bestaan van 75 pct der bevolking, levert gierst, katoen, rijst, koffie en thee. In het O. worden op schralere gronden ook schapen en geiten gehouden. Van de industrie zijn vooral de zijde- en de goudindustrie van belang. Verder is er katoen-, leder-, thee- en vliegtuigindustrie. De ijzerindustrie gebruikt vnl. houtskool als brandstof.

De regering heeft de economische ontwikkeling in grote mate gestimuleerd door hydro-electrische centrales te bouwen op de punten, waar de rivieren het tafelland verlaten en watervallen vormen. Reeds in 1902 werd de eerste gebouwd in de Gauvery. Later werden ook andere krachtcentrales opgericht en de potentiële capaciteit bedraagt (1950) 114 000 kWh, waarvan 52000 kWh wordt gebruikt. Deze centrales leveren stroom aan de grote steden en de talrijke fabrieken. Het dichte net der staatsspoorwegen (smalspoor) heeft zijn centrum in de hoofdstad Bangalore , vanwaar een breedsporige verbinding loopt naar Madras. Gedurende het Britse bestuur heeft de culturele ontwikkeling van Mysore een hoge trap bereikt, waarbij een dankbaar gebruik werd gemaakt van de hoge staatsinkomsten uit de spoorwegen en de goudmijnbouw.

Sedert 1916 is er te Mysore-stad een universiteit, verder een landbouwhogeschool, op verschillende punten landbouwproefstations, technische en medische scholen en vele andere onderwijsinstellingen. In 1948 werden in de staat meer dan 116 kranten en tijdschriften uitgegeven.

Mysore maakt sedert 1947 deel uit van de Indische Unie, wordt geregeerd door een maharadja, heeft een negenhoofdig ministerie, een volksvertegenwoordiging van 320 leden en een wetgevende vergadering van 68 leden.

De eerste berichten omtrent Mysore verkrijgt men uit opschriften die de daden verkondigen van de machtige Tsjaloekia-dynastie, die er van 450 na Chr. tot in de nde eeuw het bewind voerde. Later strekten de machtige koningen van Widsjajanagar en de grootmogols van Delhi hun heerschappij uit over Mysore. Het eigenlijke rijk ontstond omstreeks 1610 toen radja Wadiyar (Wodejar) Seringapatam tot zijn hoofdstad maakte. In 1761 maakte Haidar Ali zich meester van de troon. Toen zijn zoon Tipoe in 1799 tegen de Engelsen sneuvelde, plaatsten dezen een afstammeling van de Wadiyars op de troon, doch in 1831 namen de Britten, ten gevolge van een slecht bestuur, zelf het bewind in handen. Eerst in 1881 stelden zij weer een nieuwe maharadja, Tsjama Radsjendra Wadiyar, aan, die echter slechts onder beperkende bepalingen het bestuur mocht uitoefenen. In 1902 en 1913 werden deze beperkingen verzacht en in 1947 trad Mysore als vrije staat toe tot de Unie van India.

W. VAN DE BUNT

Lit.: L. B. Bowring, Haidar Ali and Tipu Sultan (1893); J. A. de Neeve, Rapport over Zuid-India, i.h. bijz. Madras Presidency en Mysore State (Rotterdam, Ned. Overzee Inst., 1951); Administration Report (Bangalore, jaarlijks); Mysore and Coorg Gazetteer (Calcutta 1908); B.

L. Rice, Mysore (2de dr. Bangalore 1897); Idem, M. and Coorg (1909); G. E. Parsons, A Tour in the M. State (Oxford 1930).

(2) stad in het Z. van de gelijknamige staat met (1941) 150 540 inw. Zij ligt even ten Z. van de rivier Cauvery, aan de spoorlijn, 16 km ten Z.W. van Seringapatam, op ruim 800 m hoogte en is goed aangelegd. De stad is de vroegere hoofdstad en de dynastieke hoofdstad van de staat. Het paleis van de maharadja, een schitterend in de traditionele stijl opgetrokken gebouw, herbergt de befaamde ivoor-met-gouden troon. Er zijn vele prachtige gebouwen, een universiteit (gesticht 1916), ziekenhuizen en een kamer van koophandel. In de rivier zijn stuwdammen aangebracht (Krisjnaraja, Seringapatam), met electrische centrales, die de stad en haar zijdefabrieken van electrische stroom voorzien. In 1831 werd de stad door de Britten bezet, terwijl toen Mysore als hoofdstad werd vervangen door Bangalore.

Lit.: C. E. Parsons, M City (1931); Syama Rau, Modern M., 2 dln (Bangalore 1936).

< >