Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kalila wa-dimna

betekenis & definitie

is de Arabische benaming van een in het Oosten sedert oude tijden verbreide verzameling van dierfabels, die bedoelen een vorstenspiegel te vormen. De oorsprong moet in Indië gezocht worden, waar de verzameling in de eerste eeuwen onzer jaartelling in Kasjmir tot stand gekomen moet zijn.

De twee voornaamste dierheiden in de oorspronkelijke verzameling zijn de jakhalzen Karataka en Dimanaka, die in Arabische vorm Kalila en Dimna heten. Het geheel is vervat in een lijst-vertelling, waarin een wijze, genaamd Bidpai, aan een Indische koning een aantal dezer fabels verhaalt. De literaire geschiedenis van deze dierverhalen is zeer merkwaardig. De oudste vorm is verloren gegaan, maar er zijn verscheidene bewerkingen van in het Sanskrit, waarvan vooral de Pantsjatantra bekend is. Buiten Indië is het in de 6de eeuw in het Middelperzisch vertaald en van daaruit door een Syrische vertaling in de oudere Christelijke literatuur gekomen. Van veel groter betekenis was nog de vertaling in het Arabisch door Ibn al-Mokaffa ca 760.

In het Arabisch heeft het daarna tal van omwerkingen in proza en poëzie doorgemaakt, terwijl het tevens langs deze weg weer terecht is gekomen in het Nieuwperzisch, Turks, Mongools en andere talen. Van het Hebreeuws uit is het dan weer door een Latijnse vertaling onder de titel Directorium vitae humanae (tussen 1263 en 1278) in Middeleeuws Europa bekend geworden. Ook van de Griekse bewerking zijn weer vertalingen in Europese talen gemaakt. Ten slotte bestaat er ook een veel verbreide Maleise bewerking: Hikajat Kalila dan Damina, die op de Arabische vorm en op een Tamiltekst van de Pantsjatantra teruggaat.Lit.: V. Chauvin, Bibliographie des ouvrages arabes, II (1897); J. Hertel, Das Pancatantra, seine Geschichte und seine Verbreitung (Leipzig - Berlin 1914); M. Sprengling, Kahla Studiën, in: Americ. Jrnl. of Semitic Languages and Lit. (1924); F. Edgerton, The Pancatantra reconstructed II: Introd. (New Haven 1924).

< >