(.z kaart bij India; officieel: Jammoe en Kasjmir, Engels: Jammu and Kashmir) is de grootste staat van India, gelegen in het N. van dat land tussen 320 17' en 36° 58' N.Br. en 71° en 80° O.L. v. Gr. en telt op een oppervlakte van 218 775 km2 een bevolking van (1941) 4 021 600 inw., van wie o.m. 3 073 500 Mohammedanen, 808 000 Hindoes, 3100 Indische Christenen en 137 000 Boeddhisten.
De staat wordt in het N.W. begrensd door Afghanistan, in het N.O. door de Chinese provincie Sinkiang, in het O. door Tibet, in het Z. door andere Indiase staten en in het Z.W. door Pakistan. Het gebied bestaat uit de gewesten Jammoe, Kasjmir, Ladakh, Baltistan en Gilgit en omvat een deel van het noordwestelijke Himalajagebergte, benevens in het Z.W. enige uitlopers van de Pendsjaabvlakte. In het O. ligt het Panjalgebergte van de Kleine Himalaja, het Ladakhgebergte van de Grote Himalaja, overgaand in het bergland van Baltistan en Dardistan, waarin het massief van de Nanga Parbat tot 8136 m reikt, en het Kailasgebergte. Het bergland Karakoroem, met de 8620 m hoge Mt Godwin Austen, ligt in het N. en N.O. Parallel aan de bergketens lopen de dalen van de Chenab, zijrivier van de Indus, de Dsjeloem of Behat (de Hydaspes der Ouden), zijrivier van de Chenab, met haar zijdalen en de Boven-Indus met vele zijdalen. De Dsjeloem (Jhelum) vormt in centraal Kasjmir het vermaarde „gelukkige dal”, 150 km lang en 15-60 km breed op een hoogte van gemiddeld 1585 m.
De rivier vormt hier ook het Woelarmeer aan de voet van de Haramoek. De enige goede weg loopt door haar dal. De „gelukkige vallei”, die oorspronkelijk een meer moet zijn geweest, lijkt op een reusachtige krater; van de 12 bergpassen rondom is de hoogste 3838 m. Op verschillende plaatsen in Kasjmir komt een slechte kwaliteit ijzererts voor, voorts koper, lood, goud, steenkool, grafiet, zwavelbronnen. Het uitermate aangename en gezonde bergklimaat lokt in normale tijden zeer veel toeristen naar Kasjmir.Nijverheid, enz.
Het voornaamste middel van bestaan is landbouw. De dalen brengen rijst (alleen in het Z.), granen, vruchten, groenten, enz. voort; ook zijdecultuur is van belang. Een achtste deel van de oppervlakte is bedekt met bos. Het weven van de befaamde Kasjmirse shawls (tijdens Napoleon III zeer in de mode) is gedeeltelijk vervangen door de tapijtindustrie, doch de zijdeweverij is nog steeds belangrijk. Verder is er zilver-, papier- en houtbewerkingsindustrie. De hoofdstad Srinagar is door een 320 km lange weg met de winterhoofdstad Jammoe verbonden; van daar is er spoorwegverbinding met Rawalpindi (Pendsjaab).
De staat wordt bestuurd door een maharadja, die in 1947 tot de Unie van India is toegetreden; de volksvertegenwoordiging, bestaande uit 40 gekozen en 35 benoemde leden, komt tweemaal per jaar bijeen. In de voornaamste steden en dorpen bestaat leerplicht voor jongens. Het leger van India heeft de verdediging van de staat op zich genomen.
Taal en letteren.
De bevolking spreekt het Kasjmiri (Kaémiri), een met Perzisch vermengd Nieuwindisch dialect. Het is de voornaamste van de zgn. Dardische talen, die volgens G. A. Grierson afstammen van de in de oude Indische literatuur vaak vermelde Piéaca-taal, en wordt thans in Kasjmir door i 438 000 mensen gesproken (census van 1931). Door de Mohammedaanse overheersing sedert de 14de eeuw ging een groot deel der bevolking over tot de Islam.
Zo ontstonden twee veeleer arme literaturen, waarvan de eerste in het in India gebruikelijke nagari-alphabet, de tweede echter onder Mohammedaanse invloed in het Perzisch-Arabische schrift geschreven wordt. Het oudste literaire document in Kasmiri vormen de strofen van de religieuze dichteres Lallâ (14de eeuw), die naakt rondlopend een Sivaïetische mystiek verkondigde. Uit de 19de eeuw stammen de hoogsl-poëtische Rama-epen van Divakara Prakaéa. Onder de Mohammedaanse auteurs dient alleen Mahmud Gami (gest. 1855) vermeld, die in het Kasmiri allerlei Perzische motieven en thema’s behandelt, als het bekende verhaal van Yüsuf u Zulaikha.
Geschiedenis.
De overlevering van Kasjmir gaat verder terug dan die van andere delen van India, doch niet verder dan tot de grote strijd, waarvan sprake is in het heldendicht Mahabharata. De afgezonderde ligging bevorderde de staatkundige zelfstandigheid, die eerst verloren ging in 1341, toen Mohammedaanse vorsten het Hindoebewind omver wierpen. In 1586 werd het land door grootmogol Akbar in het rijk van Delhi ingelijfd. Na de val van dit rijk kwam Kasjmir aan de Afghanen, doch in 1819 wist Randsjit-Singh (gest. 1839), maharadja van Lahore, het te veroveren, waarna hij Kasjmir met het rijk der Sikhs verenigde. Maharadja Dhalip-Singh werd in 1846 door de Engelsen verslagen en dezen stonden bij de vrede van Amritsar (1846) aan Ghoelab-Singh, de tot maharadja verheven vorst van Jammoe, de gehele bergstreek tussen de Rawi en de Indus, waartoe ook Kasjmir behoort, in erfelijk bezit af, onder voorwaarde, dat hij de Britse opperheerschappij zou erkennen. Na de inlijving van de Pendsjaab in het Brits-Indische rijk bleef Kasjmir met Jammoe aan Ghoelab-Singh.
Het verschil in godsdienst tussen de Hindoevorst en zijn grotendeels Mohammedaanse onderdanen werd de aanleiding tot een geschil tussen India en Pakistan, na de verdeling van Brits-Indië in 1947. De maharadja, die vrij was zich aan te sluiten bij één van deze landen, sloot een verdrag met Pakistan en wenste hetzelfde met India, maar intussen ontstond een oorlog met uit Pakistan binnenvallende, barbaarse grensstammen, die de steun van Pakistan zouden hebben. De maharadja sloot zich daarop aan bij India en verzocht militaire hulp. India zond troepen naar Kasjmir en protesteerde bij de Veiligheidsraad der Verenigde Naties tegen de „inmenging van Pakistan”, waarop een bemiddelaar der V.N. werd benoemd. Besloten werd tot het houden van een volksstemming, na terugtrekking van de Indiase troepen en de invallers. De leider der „Nationale Conferentie”, de Mohammedaanse meerderheidspartij, heeft een regering gevormd, die door de maharadja werd erkend en die het standpunt van India steunt.
Pakistan daarentegen erkent en steunt alleen de „Azad-Kasjmir” als ware vrijheidsbeweging. Overeenstemming tussen en het terugtrekken der troepen van beide Voorindische naties laat nog (Mrt 1951) op zich wachten. De kwestie werd in Mrt 1951 opnieuw door de Veiligheidsraad in behandeling genomen.
W. VAN DE BUNT
H. VAN LOOY
Lit.: J. Duke, Kashmir Handbook (1903); C. F. Tyndale Biscoe,Kashmir in Light and Shade( 1922); Administration Report of the Jaramu and Kashmir State (jaarlijks); R. C. Kak, Ancient Monuraents of K. (London 1933); H.
C. Heiland, Land über den Wolken (Berlin 1937); A Handbook of Jammu and Kashmir State (Jammu 1946); S. Sinha, Kashmir: The Playground of Asia, A Handbook for Visitors, 3de dr. (Allahabad 1947); G. M. D. Sufi, Kashmir, being a History of Kashmir from the Éarliest Times to our own, 2 dJn (1949); Banarsï Das Jain, Die Kaémiri Literatur, in: H. von Glasenapp, Die Literaturen Indiens (Potsdam 1949).