(Joost Lips), Zuidnederlands klassiek philoloog (Overijse, bij Brussel, 18 Oct. 1547 - Leuven 23 Mrt 1606), een der geniaalste tekstcritici van de nieuwere tijd, werd in 1567 secretaris van Granvelle, was 1572-1574 professor, te Jena, 1576 te Leuven en in 1579 te Leiden. Hier werkte hij 12 jaar lang, moest echter wegens staatkundige en godsdienstige onverdraagzaamheid zijn ambt neerleggen; na 2 jaar kreeg hij weder een aanstelling te Leuven en kort vóór zijn dood werd hij geschiedschrijver van de koning van Spanje.
Te Jena was hij tot de Lutherse, te Leiden tot de Hervormde godsdienst overgegaan, terwijl hij later weer tot het Katholicisme terugkeerde. In zijn Latijnse stijl liet hij, naast elementen uit het archaïsche Latijn, allerlei woorden en uitdrukkingen uit het latere Latijn toe; deze gemaniëreerde stijl heeft vele navolgers gevonden. Zijn meesterwerk is de uitgave van Tacitus (1574, herhaaldelijk herdrukt), verder uitgaven van Valerius Maximus (1585), Velleius (1591), Seneca (1605) en een commentaar op de Panegyricus van Plinius (1600).Bibl.: Opera Omnia, 7 dln (Antverpiae (1614), 4 dln (ald. 1637), 4 dln (Vesaliae 1675); Lettres inédites, publ. p. G. M. H. Delprat (Amsterdam 1858, Verh. v. d. Kon. Ak. v. Wet., afd. Lett.I).
Lit.: F. v. d. Haeghen, Bibliogr. Lipsienne (2 dln. Gand 1886r888); A. Steuer, Die Philosophie des L., diss. Münster (1901); V. A. Nordmann, J. L. als Geschichtsforscher und Geschichtslehrer (Helsinki 1932, Annales Acad. Scientiarum Fennicae B, XVIII, 2); L. v. d. Essen en H. F. Bouchery, Waarom J. L. gevierd? (Brussel 1949, Meded. v. d. Kon. VI. Ac. v. Wet., Klasse der lett. XI, 8); J. Ruysschaert, J. L. et les Annales de Tacite. Une méthode de critique textuelle au XVIe siècle (Louvain 1949); A. M. v. d. Bilt, L.'s De Constantia en Seneca, diss. Nijmegen;1949); Emile Amiel, Un publiciste du XVIe siècle; J. L. (1884).