Duits reiziger en natuuronderzoeker (Kassei 6 Dec. 1811 - Kleef 5 Jan. 1894), oorspronkelijk tuinman, studeerde te Bonn en ging in 1836 naar Java, waar hij werd geplaatst aan de plantentuin te Buitenzorg. In 1852 reisde hij naar Zuid-Amerika om zaden en stekken van de kinaboom te verzamelen met het doel die naar Java over te brengen en aldaar de kinacultuur te vestigen.
Ondanks grote bezwaren is dat plan uitstekend geslaagd (in 1854) en hij heeft zich daardoor zeer verdienstelijk gemaakt. In 1856 keerde hij naar Europa terug. Hij gaf eerst in Flora en vervolgens in de Pharmaceutische Zeitung geregeld verslag van de staat der kinacultuur op Java.Bibl.: Catalogus plantarum in horto Bogoriensi cultarum alter (1844); Over het nut der planten van Java (1844); Plantae Javanicae rariores (1847); Australien und seine Koloniën (1842); Allgemeines Sach- und Namenregister zur Flora (1851); Plantae Junghuhnianae (1851-1852); Filices javanicae (1856); Retzia s. observationes botanicae de plantis horti botanici Bogoriensis (1856); Horti Bogoriensis descriptio seu Retziae editio nova (1858); Herbarium amboinense (1860); Horti malabarici Rheedeani classis locupletissima (1867); Commelinaceae indicae (1870).
Lit.: Indische Gids VI, 1, door Greshoff (1894, met portret); J. G. Boerlage, in: Teysmannia, V (1894); Krieger, Der Raub des Khinabaumes (1924).
