broeder van Jan Frans, Vlaams beeldhouwer en houtsnijder (Gent 26 Dec. 1890), woonde een tijd te Blaricum en geraakte in Nederland zeer bekend. Hij is thans lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België.
Als beeldhouwer ontwierp hij o.m. de gedenktekens van Peter Benoit en Anseele. Aanvankelijk nog symbolist met zijn illustratie uit Het boek der Maagden (1908) en de Fontein (1912), wordt hij van 1920 af beslist expressionnist met de houtsneden van het album Geel zaad of Tijdzoom en Het Ventje van O.L. Heer. In 1922 snijdt hij zes platen voor Christophorus van Karel van de Woestijne en hij illustreert verder Don Quichotte (1922), Lucas (1927), A. van de Velde’s Tijl (1929). De 29 houtsneden voor het volksboek Jaakske met zijn Fluitje dateren van 1930.
De kunstenaar is nu op volle kracht. Dan volgen in 1932 de zeven houtsneden bij De Boer die sterft en de vele illustraties voor Elckerlijc in de versie van H. Teirlinck. Zeer verscheiden en omvangrijk is zijn werk.
Eerst domineert nog de lineaire voorstelling, daarna zoekt hij het juiste evenwicht, van wit en zwart met brede arceringen, om ten slotte meer het gevoel te laten spreken met behoud van monumentaliteit.Het sterk plastisch vermogen, dat reeds aan het licht komt bij de houtsneden, viert zich volledig uit bij de beeldhouwkunst. Jozef Cantré streeft naar vormvereenvoudiging met weglaten van de visuele details. Bij het waarnemen van de werkelijke verschijning legt hij zichzelf een strenge tucht op. Zo ontstaat onder het boetseren een synthetisch beeld.
Het wordt uit grote vlakken opgebouwd. De ontwikkelingsgang van het sculpturale werk kan worden uitgestippeld van het St Canisius-beeld uit 1926 tot het Anseele-gedenkteken uit 1948. Het eerste is nog impressionnistisch opgevat, het laatste constructief, de gang naar het monumentale is geleidelijk.
PROF. DR JOZEF MULS
Lit.: Marnix Gijsen, J. C. houtsnijder; Jan Greshoff, J. C. (Vrije Bladen 1932); Maurice Roelants, in Les Beaux Arts, 1936.