Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Johannes theodoor toorop

betekenis & definitie

genaamd Jan, Nederlands schilder en graficus (Poerworedjo, Java, 20 Dec. 1858 -’s-Gravenhage 3 Mrt 1928), genoot van 1880-1882 zijn opleiding aan de Rijksakademie te Amsterdam en werkte daarna van 1882-1884 samen met Der Kinderen te Brussel. Van 1884-1886 verbleef hij te Londen.

In 1886 vestigde hij zich weer in Nederland (’s-Gravenhage, Katwijk, Amsterdam, Nijmegen en Domburg). Zijn sociale belangstelling, reeds gewekt in België (Borinage), die in vele van zijn werken tot uiting komt, bracht hem in Engeland in aanraking met W. Morris . Hij werd in Nederland een van de actiefste verbreiders van de denkbeelden van deze vernieuwer der ambachtskunst.Zoekend naar een eigen stijl, heeft hij verschillende technieken beoefend. Na een impressionnistisch begin (landschap, figuurstukken, interieurs) ging hij over tot het divisionisme, doch in tegenstelling tot de orthodoxe vertegenwoordigers van deze richting paste hij de techniek in volle vrijheid toe.

Ca 1890 begon hij een reeks sterk decoratief-symbolische werken te maken, meest tekeningen, waarin de lijn van grote betekenis is. Aanvankelijk is deze zeer bewogen, muzikaal golvend en uiterst sierlijk (invloed van zijn Indische afkomst en van de Prae-Raphaelieten), doch langzamerhand wordt zij strakker en versterkt zij de monumentaliteit in zijn werk. Behorend tot de groep der zgn. Monumentalen (z symbolisme), kwam hij aldus tot zijn architectonisch opgebouwde composities, die o.a. haar toepassing vonden in de tegel tableau’s voor Berlage’s Beurs, uitgevoerd tussen 1903 en 1905. In 1905 ging hij over tot het R.K. geloof, wat van grote invloed werd op zijn werk, dat sindsdien sterk op de kerkelijke mystiek was gericht. Zeer bekend zijn de aposteltekeningen (Amsterdam, Sted. Mus.), gemaakt naar de koppen van Zeeuwse boeren. Voor de nieuwe St Bavokerk te Haarlem maakte hij tegelpanelen, het leven van de H. Aloysius voorstellend.

In het portret heeft hij dezelfde stijlontwikkeling doorgemaakt als in zijn andere werken: van een min of meer suggererend vasthouden van de spontane indruk van het ogenblik, via een sterk decoratief-ornamentaal verwerken van het onderwerp tot de strak gebouwde, synthetisch getekende portretten der latere jaren.

Lit.: A. Plasschaert, T., Israels, Rodin (Ooltgensplaat 1912); Idem, J. T., in: Opmerk, en gegevens over schilderkunst (Delft 1914); Maria Viola, De 14 staties van J. T. met zijn toelichting (Den Haag 1921); A. Plasschaert, J. T. (Amsterdam 1925); Huib Luns, J. T., in: Uitzichten en stroomingen i. d. Kunstnijv., met inl. v. Jo de Jong (Rotterdam 1928); Miek Janssen, Schets over het leven en enkele werken van J. T. (1927); J. B. Knipping, O.F.M., J. T. (Amsterdam 1948).

< >