stichter van het Febronianisme* (Trier 27 Jan. 1701 - Montquentin, Luxemburg, 2 Sept. 1790), studeerde theologie en rechten te Trier, Leuven en Leiden. Priester gewijd in 1728, werd hij geestelijk raadsheer van het consistorie, professor in pandectenrecht (1732-38) te Trier, ofïiciaal en pastoor te Koblenz en in 1748 wijbisschop van Trier en vicaris-generaal tot 1778.
Om de vereniging van de Protestanten met de R.K. Kerk te bevorderen, gaf hij in 1763 onder de schuilnaam Justinus Febronius het werk uit: De statu Ecclesiae et legitima potestate Romani Pontificis liber singularis. Het werk, waarin hij de paus sommige rechten betwistte en deze voor de bisschoppen opvorderde, werd op de index geplaatst en zijn leer werd door Clemens* XIII in 1764 veroordeeld. Het boek maakte grote opgang, maar werd ook krachtig bestreden, vooral door sommige Jezuieten, o.a. Zaccaria en Petrus Ballerini. Hontheim verdedigde zijn leer met drie delen Vindiciae (1772-74) en gaf ook een samenvatting (Febronius abbreviaties) van zijn leer uit in 1777. Op aandrang van de keurvorst Clemens van Trier, herriep hij in 1778 zijn lering. Zijn Commentarius in suam retractationem (1781) en zijn briefwisseling bewijzen echter dat hij niet overtuigd was van de onjuistheid van zijn leer.PROF. DR MAG. W. ONCLIN
Bibl. (behalve bovengen, werken): Historia Trevirensis diplomatica (3 dln 1750); Prodromus Historiae Trevirensis (2 dln, 1757).
Lit.: O. Mejer, Febronius (Tübingen 1885); J. Küntziger. Fébronius et le Fébronianisme (Bruxelles 1889); F. Stümper, Die kirchenrechtlichen Ideen des Febronius (Aschaffenburg 1908).