Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Jan van beieren

betekenis & definitie

hertog van Beieren, elect van LUIK, regent van HOLLAND EN ZEELAND (Le Quesnoy 1373? - ’s-Gravenhage 6 Jan. 1425), was de jongste zoon van hertog Albrecht van Beieren en Margaretha van Brieg. Zijn vader bestemde hem voor een kerkelijke loopbaan en bewerkte zijn verkiezing tot bisschop van Luik (14 Nov. 1389).

Daar hij echter geen hogere wijding dan die van subdiaken wenste te ontvangen, bleef hij elect (gekozen bisschop). Sinds 1397 regeerde hij ook het hertogdom Beieren-Straubing. In Luik heerste hij als een krachtig maar vaak hard vorst. Tot tweemaal toe (1395, 1403) werd hij door oproer uit de bisschopsstad verdreven. Ontevredenheid wekte ook zijn houding ten opzichte van het heersende schisma in de Kerk. In 1406 brak een revolutie uit, die hem noopte de wijk te nemen naar Maastricht, waar hij door de Luikenaars belegerd werd.

De democratische oppositie (de Hêdrois of Haydroits) koos de edelman Hendrik van Perwez tot mambour (regent) van het land en diens zoon Dirk tot bisschop. Jans zwager Jan zonder Vrees van Bourgondië en zijn broeder Willem VI/IV van Holland en Henegouwen kwamen hem te hulp. In de bloedige slag van Othée (23 Sept. 1408) vernietigden zij de Luikse strijdmacht. Er volgde een strafgericht over de rebellen, waaraan Jan van Beieren de bijnaam „zonder Genade” dankt, hoewel niet hij alleen hiervoor verantwoordelijk was. Op 31 Mrt 1417 overleed zijn broeder Willem VI/ IV, zijn landen Holland-Henegouwen nalatend aan zijn dochter Jacoba. Voor het verdere verloop van deze opvolging, waarin Jan van Beieren een sterk gezag in het rivierengebied van Holland zou gaan uitoefenen, z Jacoba van Beieren.

In Juni 1419 kreeg hij door zijn huwelijk met Elisabeth van Görlitz, nadat hij met toestemming van de paus uit de geestelijke stand was getreden, ook het hertogdom Luxemburg in zijn bezit. Jan van Beieren was een krachtig en bekwaam vorst. In de rampspoedige winter 1421-1422 heeft hij het mogelijke gedaan om de gevolgen van de dijkdoorbraken (St Elisabethsvloed, 19/20 Nov.) te beperken. De Hoekse weerstand in Leiden en Geertruidenberg werd gebroken (1420), een opstand te Haarlem onderdrukt (1422). De Utrechtse bisschop Frederik van Blankenheim en diens steden, die de Hoeken hadden ondersteund, dwong hij tot vrede (1422). Meer door diplomatie dan door wapengeweld slaagde hij er in een grote mate van gezag in Friesland uit te oefenen, ook ten O. van de Lauwers.

Na Jacoba’s huwelijk met Humphrey van Gloucester, dat hernieuwde Hoekse activiteit ten gevolge had, sloot hij zich nauwer aan bij Philips de Goede van Bourgondië, die hij 6 Apr. 1424 tot zijn erfgenaam benoemde (voor zijn heerlijkheden; niet voor Holland, Zeeland of Beieren). In hetzelfde jaar werd door middel van vergif, gestreken op de bladen van een gebedenboek, een moordaanslag op hem gepleegd door Jan, heer van Vliet; waarschijnlijk aan de gevolgen hiervan is hij overleden. Behalve enkele bastaarden uit zijn Luikse tijd liet hij geen kinderen na.Lit.: F. Schneider, Herzog Johann v. Baiern, erwahlter Bischof v. Lüttich und Graf v. Holland (Hist. Studiën Ebering CIV, 1913)-

< >