Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Jacobieten

betekenis & definitie

(1) noemen zich de leden van de Monophysietische Kerk in Syrië, Mesopotamië en het verdere Oosten in tegenstelling met de Monophysieten van Egypte, Abessinië (Kopten) en van Armenië. Zij ontlenen hun naam aan Jacob Baradai (gest. 578), die Sergius van Telia in 544 tot patriarch van Antiochië aanstelde en wegens diens ononderbroken opvolging tot op de dag van heden de organisator van deze kerk genoemd kan worden.

Ondanks herhaalde vervolging telde deze Kerk in de 12de eeuw behalve de patriarch nog 20 metropolieten en 100 bisschoppen. Conflicten met als gevolg splitsing en verwarring — er waren op een gegeven ogenblik zelfs 5 patriarchen — remden haar verdere ontwikkeling en deden vele leden besluiten zich weer met Rome te verenigen. Hun aantal daalde in de loop der jaren tot ca 80 000, waarbij dan nog 225 000 Thomas-Christenen van de Malabarenkerk gerekend dienen te worden. Dezen sloten zich nl. in de 17de eeuw bij de Syro-Jacobietse Kerk aan. De patriarch van Antiochië, patriarch Ignatius, de naam die sinds de 14de eeuw alle patriarchen van de Jacobieten dragen, Gabriël Tappouni, woont meestal in Beiroet.Lit.: A. Baumstark, Festbrevier u. Kirchenjahr der syr. J. (1910); K. Lübeck, Die christl. Kirchen des Orients (1911); A.

Fortescue, The Lesser Eastern Churches (London 1913); G. P. Terry, The J. and the Union (Cambridge 1922).

(2) zijn de aanhangers van koning Jacobus II, die in 1688 van de Engelse troon gestoten werd, en van diens nakomelingen. Vele Engelsen, Schotten en Ieren volgden Jacobus II naar Frankrijk. Ook in Engeland bleven er velen, die het oude vorstenhuis trouw waren: Katholieken of naar het Katholicisme neigende adellijken, die zich achtergesteld achtten en vooral vele Schotse edelen, gekant tegen de Unie met Engeland. Onder koningin Anna wonnen zij aan invloed, vooral dank zij Bolingbroke, en Anna was zelfs zozeer verbonden met invloedrijke Jacobieten, dat men een herstel der Stuarts waarschijnlijk achtte bij haar dood. Jacobus (III), de zoon van Jacobus II, vond in 1715 ook wel enige aanhang in Schotland, maar de Protestantsgezinden en Whigs wisten de aanspraken van George van Hannover door te zetten; een aanval der Jacobieten werd afgeslagen en Bolingbroke en anderen vluchtten. Tijdens de Oostenrijkse Successie-oorlog (1741-1748) werd een nieuwe poging gewaagd: in 1745 verscheen Karel Edward, de zoon van Jacobus (III), via de Hebriden in Schotland en verzamelde er in korte tijd een flink leger, onder leiding van talloze edelen der Hooglanden en hun clans, maar na de slag bij Culloden (16 Apr. 1746) moest hij Schotland verlaten.

Strenge straffen voor zijn aanhang volgden. In 1766 stierf Jacobus (III), in 1788 Karel Edward kinderloos. In 1807 stierf de laatste afstammeling van Jacobus II, Henry Stuart, kardinaal York; daarna gelden als pretendenten de afstammelingen van Elizabeth, de dochter van Karel I. Nog tot 1914 erkenden enkele Jacobieten de wettigheid der regerende dynastie niet. Toen echter was Ruprecht van Beieren pretendent en deze verspeelde als Duitser alle kansen.

Lit.: J. H. Jesse, Memoirs of the Pretenders and their Adherents (2de dr., 2 dln, 1866); J. Doran, London in Jacobite Times (2 dln, 1877-1879); Macquoid, Jacobite Songs and Ballades (1888); H. Paton, Papers about the Rebellions of 1715 and 1745 0893), J Allardyce, Historical Papers relating to the Jacobite Period, 1699-1750 (2 dln, 1895-1896); F. W.

Head, The Fallen Stuarts (1901); C. S. Terry, The rising of 1745 (1903); Idem, The Jacobites and the Union (1922); W. E. Blaikie, Origins of the Forty-Five (1916); A. en H. Taylor, 1745 and after (1938); C. Petrie, The Jacobite Movement: The First Phase, 1688-1716 (1932, 2de dr. 1948).

< >