Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KOPTEN

betekenis & definitie

noemt men de Christelijke nakomelingen der oude Egyptenaren. Men gebruikt deze naam dus voor de Egyptenaren, nadat het Christendom de heersende godsdienst geworden was (ongeveer sinds de 3de eeuw) en later na de uitbreiding van de Islam voor de Christelijke bewoners van Egypte.

De naam is ongetwijfeld een verbastering van het Griekse Aigyptos. Thans zijn er nog ruim 700 000 Kopten, in de Koptische kerk verenigd (z Egyptische kerkorde). Zij wonen hoofdzakelijk in de steden van Boven-Egypte, waar zij allerlei handwerken beoefenen (horlogemakers, goud- en zilversmeden, juweliers, kleermakers, wevers). Velen hunner zijn schrijvers, boekhouders en in de administratie werkzaam. Deze stadsbewoners zijn lichamelijk van een fijner type dan de Koptische landbouwers en kameeldrijvers, die van hun Mohammedaanse volksgenoten niet te onderscheiden zijn. Het lot der Kopten onder de Mohammedaanse heersers is zeer verschillend geweest. Bijwijlen geduld of zelfs begunstigd, zijn zij dikwijls zwaar verdrukt, wat hun karakter ongunstig beïnvloed heeft. Vroeger waren zij tot een bijzondere dracht (donker gewaad met blauwe of zwarte tulband) gedwongen. Tegenwoordig wordt deze nog slechts door de geestelijken gedragen.Taal en letterkunde der Kopten.

Het Koptisch is het Egyptisch in zijn laatste periode, zoals het door de Kopten sinds de 3de eeuw n. Chr. geschreven werd. Later werd het gaandeweg door de taal der Arabische veroveraars verdrongen; thans bestaat het nog slechts als kerktaal. Men schrijft het met Griekse letters, voor enkele klanken (een zevental) aangevuld met aan het demotisch ontleende tekens. Het Koptisch schrijft dus ook de klinkers en is ook daarom van belang voor de studie van het Egyptisch. Het Koptisch is verdeeld in verschillende diacleten. Het belangrijkst zijn

1. het ouderwetse in de buurt van Achmim gesproken Achmimisch,
2. het Saidisch (de taal van de Saïd d.i. Boven-Egypte), een tijdlang het overheersende dialect, doch later verdrongen door
3. het Hohairisch, de taal van Beneden-Egypte (Bohaira, „zee land”, is een deel van de Delta), dat na de verplaatsing van het patriarchaat van Alexandrië naar Caïro in de 11de eeuw de literaire en kerkelijke taal van geheel Egypte werd. Het Koptisch gebruikt veel Griekse woorden en maakt daardoor soms meer de indruk van een monnikentaal dan van een levende volkstaal. Het overgrote deel der Koptische letterkunde bestaat uit kerkelijke en theologische geschriften, meestal vertalingen uit het Grieks: Bijbelvertalingen, kerkvaders, levens van martelaren en beroemde monniken, hymnen enz. Er is slechts weinig oorspronkelijks, het meest in de geschriften van de grote abt Schenute (5de eeuw).

Lit.: A. Baumstark, Die koptische Litteratur, (in: Die christl. Litterat. des Orients, I (Leipzig 1911); H. Hyvernat, Coptic Literature, in: The catholic Encycl., V (New York 1909), p. 356; W. Spiegelberg, Kopt. Handw.buch (1921); E. Grumm, A Coptic Dictionary (Oxford 1929 e.v.); G. Steindorff, Kopt. Grammatik (2de dr. 1930); M. Ghaine, Eléments de gramm. dialectale copte (Paris 1933); Martin Plumley, An Introductory Goptic Grammar. Sahidic Dialect (London 1948); W. Kammerer, A Goptic Bibliography (Ann Arbor 1950, Univ. of Michigan gen. libr. publ. 7); G. Steindorff, Lehrb. d. kopt. Grammatik (Chicago 1950).

< >