Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Jacob van ZEVECOTE

betekenis & definitie

of Jacobus Zevecotius, Nederlands dichter (Gent 16 Jan. 1596 Harderwijk 17 Mrt 1642), behaalde te Leuven ca 1614 het baccalaureaat in de rechten, sloot zich in 1616 aan bij de Augustijner monniken en werd in ca 1620 hoogleraar in de welsprekendheid, eerst te Gent, in 1622 te Brussel. In 1623 vertrok hij naar Leiden, waar hij de Hervormde godsdienst aannam.

In 1626 werd hij lector, in 1627 hoogleraar in de welsprekendheid en in de geschiedenis te Harderwijk. In 1635 promoveerde hij te Leiden in de rechten. Hij was een begaafd Latijns dichter, maar schreef ook opmerkelijke Nederlandse Renaissance-poëzie.Bibl.: Poëmata (Gandavi 1622, herdr. Lugduni Bat. 1625, Amstelodami i69o);Belech van Leyden (treurspel, 1626); Emblemata ofte sinnebeelden met dichten verciert (Leiden 1626, Amsterdam 1638); Ontset van Leyden, bly-eindigh spel (Harderwyk 1630); Observata politica ad C. Suetonii Jul. Caesarem (1630, 1637) ; Gedichten, uitg. d. Ph. Blommaert (Gent 1840); Nederduytsche dichten, ingel. d.

O. Dambre (Antwerpen 1939).

Lit.: O. Dambre, Marginalia bij J. v. Z.’s „Nederduytsche dichten”, 1626/1638, in: Tijdschr. v. taal en letteren, XXVI (1938).

< >