gemeente in de prov. Gelderland met (1950) 11 782 inw., van wie 85 pct Prot., 5 pet R.K. en 10 pet van andere of zonder kerkelijke gezindte, omvat de stad Harderwijk (1950: 9300 inw.), het dorp Hierden met de buurt Frankrijk (2200 inw.) en de buurt Tonsel (250 inw.).
Zij is gelegen aan het IJsselmeer en wordt aan de landzijde geheel ingesloten door de gemeente Ermelo. Gelegen aan de spoorlijn Amersfoort-Zwolle bestaat zij, met uitzondering van de aan het meer liggende kleirand, uit pleistoceen zand. Van de cultuurgrond is 43 pct der oppervlakte in gebruik als bouwland en bijna 53 pct als grasland. In het landelijke deel der gemeente is de landbouw hoofdbestaansmiddel. In de buurtschap Tonsel liggen uitgestrekte eendenfokkerijen. In de stad Harderwijk vormt industrie het belangrijkste bestaansmiddel (asbest-, cementproducten, vleesextract, sigaren, metaalwaren, rubberartikelen, motoren, netten).
De visserij en paling- en snoekbaarsrokerij zijn van weinig betekenis meer. Zij heeft een scheepvaartverbinding met Amsterdam. Verder is er een vissersen een jachthaven. Aan historische monumenten bezit zij de oude Vispoort, de Gothische (N.H.) kerk uit de 15de eeuw, de Kloosterkerk (R.K.) uit de 16de eeuw, geheel gerestaureerd, waarin priesterzerk uit 1552 en gevelsteen met het stichtingsjaar (1502), een stadhuis met fraaie raadzaal en museum, resten van klooster- en academiegebouwen, het Linnaeustorentje (1570) met borstbeeld, resten van oude stadsgracht en stadsmuur, veel imposante woonhuizen en schilderachtige straatjes. De haven is allengs veel verbeterd. Het militaire leven heeft te Harderwijk veel betekenis.
Een nieuwe periode is ingetreden door de aanleg van de Zuidoostpolder in het IJsselmeer. Nabij Harderwijk beginnen de uitgestrekte Veluwse bossen. Harderwijk heeft aan onderwijsinstellingen o.m. een lyceum. Bij de stad ligt enig gemeenschappelijk weiland.Geschiedenis
De stad Harderwijk, ontstaan binnen de parochie Zelhorst, ontving van graaf Otto II 11 Juni 1231 stadsrecht naar Zutphens model. Van dat ogenblik af breidde de handel zich zó uit, dat de Harderwijkers zelfs de Oostzee bevoeren en zij voor hun handel voorrechten verwierven in Holstein, Holland, Hamburg, Friesland, Engeland, Denemarken en Zweden. Harderwijk was als belangrijke handelsstad lid van de Hanze.
De regering bestond in 1262 uit schout en schepenen; naderhand werd zij gevormd door de schout en twaalf schepenen, die tegelijk raden waren. Twee der schepenen traden als burgemeesters op. Het schoutambt was een landsheerlijk ambt, dat in later tijd door de stad in pandschap werd bezeten. In de 14de eeuw werd te Harderwijk de landsheerlijke munt gevestigd. De grootste bekendheid heeft Harderwijk verkregen door de Academie, ontstaan uit een sedert enige eeuwen bestaande parochiale school, welke in 1600 tot Veluwse hogeschool verheven werd met annex gymnasium. In 1648 werd de inrichting een Landschapshogeschool.
De Gelderse Academie werd in 1812 opgeheven ingevolge een besluit van Napoleon. Bij K.B. van 2 Aug. 1815 werden er naast de universiteiten met jus promovendi een aantal athenaea beraamd, waaronder een te Harderwijk, dat slechts van 1816-1818 heeft bestaan. Tot de meest bekende personen, die te Harderwijk de doctorstitel behaalden, hebben Boerhaave en Linnaeus behoord. Naar de laatste wordt het Linnaeus-torentje genoemd. Voor de Hervorming waren er in de stad een vijftal kloosters, waaronder een huis van de broeders des Gemenen Levens.
DR A. J. MARIS
Lit.: J. Schrassert, Hardervicum antiquum ofte beschryvinge der stadt Harderwyck (Harderwijk 1730); Kroniek van Harderwijk 1231-1931 (Harderwijk 1931); P. Berends, Het oud-archief der gemeente Harderwijk, 2 dln (Harderwijk 1935); H. Bouman, Geschiedenis van de voormalige Geldersche hoogeschool en hare hoogleeraren, grootendeels uit ongedrukte of zeldzame bescheiden, 2 dln (Utrecht 1844-1847); J. S. van Veen, Uit de uitwendige en inwendige geschiedenis der voormalige Geldersche hoogeschool, in: Bijdr. en Meded. Gelre, I (1898), 1; Idem, Bijdrage tot de geschiedenis der Harderwijksche school, ald., IX (1907), 271; F.
G. B. vanBleeck van Rijsewijk, De stichting van het Nassau-Veluwsch gymnasium te Harderwijk, herdacht op 18 Juli 1872 (Harderwijk 1872); Rapport documentatie industrieterreinen o.a. industr. vcstigingsfactoren, prov. Gelderland, gem. Harderwijk. Centr. Inst. v.
Industrie-ontw. (’s-Gravenhage 1947). Album studiosorum Acad. Gelro-Zutphanicae 1648-1818, cur. D. G. van Epen (1904).