Nederlands generaal (Stadskanaal 27 Mrt 1879), ontving zijn officiersopleiding aan de Kon. Mil.
Academie en werd op 29 Juli 1899 benoemd tot tweede-luitenant bij het 1ste Regiment Infanterie.Achtereenvolgens werd hij bevorderd tot 1ste luitenant op 29 Juli 1903, tot kapitein op 1 Sept. 1913, tot majoor op 1 Dec. 1925, tot luit.-kolonel op 1 Aug. 1928 en op 1 Nov. 1931 tot kolonel. Van 2 Jan. 1904 tot 1 Mrt 1908 is hij werkzaam geweest bij de Militaire Verkenningen en van 1 Nov. 1912 tot 1 Nov. 1915 volgde hij de lessen aan de Hogere Krijgsschool waarna hij afwisselend diende bij de Infanterie en in de Generale Staf. Op 1 Nov. 1932 werd de toenmalige kolonel Reijnders Inspecteur der Infanterie.
Op 1 Nov. 1933 bevorderd tot generaal-majoor, werd hij met ingang van 1 Mei 1934 benoemd tot Chef van de Generale Staf en in deze functie op 1 Nov. 1935 bevorderd tot luitenant-generaal. Bij K.B. Nr 35 van 28 Aug. 1939 werd hem het Opperbevel over Land- en Zeemacht opgedragen en op 30 Aug. d.a.v. de rang van generaal toegekend.
Generaal Reijnders heeft deze hoge functie vervuld in het moeilijke mobilisatietijdperk, hetwelk is voorafgegaan aan het uitbreken van de vijandelijkheden dat voor Nederland het begin werd van Wereldoorlog II. Verschil van inzicht in vraagstukken van militair-technische aard met de Regering werd oorzaak dat hem op verzoek met ingang van 6 Febr. 1940 eervol ontslag uit de militaire dienst werd verleend.
LUIT.-GEN. D. A. VAN HILTEN