Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Izaak Jan Alexander GOGEL

betekenis & definitie

Nederlands staatsman (Vught 10 Dec. 1765 Overveen 13 Juni 1821), vestigde zich in 1791 als koopman te Amsterdam. Vurig patriot, was hij een der voornaamste leden van het genootschap „Doctrina” en hielp het „Comité Revolutionnair” organiseren, ter voorbereiding van een omwenteling.

In 1794 ondernam hij namens „Doctrina” tot driemaal toe tochten naar het Franse hoofdkwartier (Pichegru), om de Fransen tot snelle hulpverlening aan de Nederlandse patriotten aan te sporen. Na 1795 bekleedde Gogel verschillende regeringsambten. Hij behoorde tot de Unitarissen; na de staatsgreep van 22 Jan. 1798 maakte hij sinds Mrt 1798 deel uit van de regering, als „agent” (minister) van Financiën. Als tegenstander van het felle drijven van Vreede c.s. bleef hij ook na de tweede staatsgreep van 12 Juni 1798 aan het bewind.

Hij maakte een begin met de hervorming van het financiewezen in Nederland: op 20 Juni 1799 diende hij een plan tot algemene belastingen in — dat echter niet is uitgevoerd; evenmin kwam zijn voordracht tot een nationale beleen-, disconto- en depositobank in behandeling. In 1801 trad hij af, doch in 1805 nam Schimmelpenninck hem in zijn regering op. Als secretaris van Staat voor de financiën kon hij nu zijn plannen verwezenlijken; hij was voorstander van directe belastingen en derhalve sterk gekant tegen verbruiksbelastingen; hij handhaafde alleen, om fiscale redenen, de accijnzen op zout, zeep, turf, gemaal, geslacht en sterke dranken. Hij voerde een weeldebelasting in.

Zijn eigenlijke schepping is de personele belasting, geheven naar de grondslagen van huur, dienstboden, paarden, haardsteden en meubelen. Hij zag zijn belastingstelsel Juli 1805 aangenomen. Hoewel hij zich tegen het koningschap van Lodewijk Napoleon verzet had, werd hij toch door deze in zijn ministerie opgenomen. Hij wist in 1807 een grondbelasting in te voeren (waarvoor een kadaster nodig was) en bij wet van 30 Jan. 1808 de definitieve opheffing van gilden en corporaties te bewerken.

Wegens ingrijpen van de koning in zijn departementale werkzaamheden nam hij 22 Mei 1809 ontslag. Na de val van Lodewijk Napoleon benoemde Napoleon hem tot staatsraad en op 30 Oct. 1810 tot intendant-generaal van Financiën. Aan de bevrijdingsbeweging van Nov. 1813 nam hij geen deel; hij vertrok naar Parijs, waar hij op 1 Mei 1814 ontslag uit de Franse staatsdienst verkreeg. In Nederland teruggekeerd, vervulde hij voortaan geen politieke rol meer; hij nam een blauwselfabriek te Overveen over, die hij tot zijn dood exploiteerde.

Kort voor zijn dood benoemde koning Willem I hem nog tot staatsraad in buitengewone dienst. Gogel was de voornaamste Financiële expert van de zgn. Franse tijd; zijn belastingstelsel diende ook na 1813 nog tot grondslag der Nederlandse staatsfinanciën.H. H. HARMS

Bibl.: Memoriën en Correspondentiën betrekkelijk den staat van ’s Rijks Geldmiddelen in den Jare 1820. Uitgeg. door J. M. Gogel (Amsterdam 1844).

Lit.: J. A. Sillem, De politieke en staathuishoudkundige werkzaamheid van I. J.

A. Gogel (Amsterdam 1864); L. G. J.

Verberne, Gogel en de uniteit (Nijmegen 1948).

< >