(of Bertholf of Berthulphus), Vlaams humanist (Ledeberg bij Gent, eind 15de eeuw - Lyon Aug. 1533), was leerling van Eligius Houckaert te Gent, studeerde verder te Parijs (samen met Vives), was leraar te Toulouse, reisde naar Genève en diende 1522-1524 Erasmus* als secretaris. Door Erasmus in 1523 naar Frans I gestuurd, voelde hij zich tot het Franse hof aangetrokken en trad in dienst van Marguerite d’Angoulême; in 1531 was hij te Brussel secretaris van Joh.
Dantiscus, ging toen naar Lyon, waar hij 1532 met Rabelais verkeerde en voor den drukker Gryphius werkte. Hij kwam om, met zijn gezin, tijdens een pestepidemie. Enkele verspreide gedichten van zijn hand bleven bewaard. Hij bezorgde een uitgave van de Grammatica Antonii Nebrissensis (1523/4) en van een bundel gedichten op de dood van kardinaal M. Gattinara: Epitaphia, Epigrammata et Elcgiae aliquot illustrium virorum in funere Mercurini Cardinalis, Marchionis Gattinariae (1532).Lit.: Biog. Nat. d. Belg. 2, 314; P. S. Allen, Opus Epist. Erasmi V 13; A. Roersch, Autour d’Erasme et de Rabelais (in: L’humanisme beige I (1910) 69-82); ld., Nouvelles indications concernant H.B. (in: Mélanges Paul Thomas (Bruges 1930) 605-614); met bibliografie.