Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HEILIG HART-DEVOTIE

betekenis & definitie

is een moderne vorm van Katholieke vroomheid, waarbij het hart van Jezus, de Godmens, beschouwd wordt als het symbool zijner liefde en Hem door gebed, boete en vurige communies eerherstel wordt gebracht voor de smaad der zonde, in zover dit door mensen kan geschieden. Het is bekend, dat deze devotie reeds in de middeleeuwse vrouwenkloosters met contemplatieve strekking ijverig beoefend werd: Gertrudis van Helfta en de Vlaamse H.

Lutgardis zijn daar bewijzen van. Doch ook in de mannenkloosters, zowel van Franciscanen en Dominicanen als van Benedictijnen en Cisterciënsers bloeide de mystiek, die in de beschouwing van ’s Heren liefde haar voedsel zocht. Aan de leken in de wereld werd tot het einde der 17de eeuw weinig daarover gesproken. Dat werd anders na de beroemde visioenen van de H. Margareta Maria Alacoque (gest. 1690), die krachtdadig gesteund werd door dr K. de la Golombière S.J. De H.

Joannes Eudes (gest. 1680) moet hier ook genoemd worden als de eerste grote verbreider van de devotie tot de heilige harten van Jezus en Maria. Pas in 1765 werd te Rome een officie ter ere van Jezus’ Heilig Hart goedgekeurd. Pius IX schreef het feest met die naam in de gehele R.K. wereld voor, Leo XIII verhief het tot hogere rang en wijdde in 1899, op aandringen van zuster Maria Droste-Vischering, zelfs geheel de wereld aan het Heilig Hart van Jezus toe. Pius XI heeft het feest met een octaaf verrijkt en een nieuw formulier voor mis en officie ingevoerd.Het feest van het H. Hart wordt gevierd de derde Vrijdag na Pinksteren. Ook op de eerste Vrijdagen van het jaar (en voor wie belet is : op de eerste Zondagen) wordt in de R.K. kerken de H. Hart-devotie speciaal beoefend.

Lit.: V. Bainvel, Dévotion au Sacré Cœur (Paris 5e éd., 1919) ; C. Richstaetter, Herz-Jesu-Verehrung des deutschen Mittelalters (2e ed., 1924); G. Kanters, De Godsvrucht tot het H. Hart van Jezus in de vroegere Staten der Nederlanden (Brussel 1929-1931).

< >