Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Heilig avondmaal

betekenis & definitie

is de naam voor de viering van het Sacrament*, dat door Christus werd ingesteld (Matth. 26, Mc. 14, Luc. 22, 1 Cor. 11), zoals dit wordt gedaan door de kerken der Hervorming. Jezus heeft zijn discipelen bevolen de laatste maaltijd, die Hij met hen hield, te herhalen en daarmede de grondslag gelegd voor de Christelijke eredienst*.

Het Heilig Avondmaal is een herdenking van de dood van Christus, maar tevens een viering, d.i. actualisering daarvan en een voorsmaak van het door Christus gebrachte Godsrijk. Eindelijk is het ook de dankzegging (eucharistia) voor en de jubel om de zekerheid, dat de opgestane Heer leeft en de zijnen zal wederzien.

De bezwaren van de Hervormers tegen de wijze waarop in de Rooms-Katholieke Kerk* de nieuwtestamentische Avondmaalsleer werd opgevat (vooral de leer van de Transsubstantiatie* was de steen des aanstoots), leidden bij hen zelf wel tot groot verschil over de betekenis van het H. Avondmaal, doch, althans bij Luther en Calvijn, zeker niet tot mindere waardering daarvan. Ging Zwingliinde reductie van het Sacrament tot een bloot zinnebeeldige handeling zeer ver, Calvijn behield met de kenschetsing van het H. Avondmaal als „teken en zegel” der genade, wezenlijke elementen, terwijl Luther met zijn leer der Consubstantiatie* ook het concrete, realistische in de bijbelse Avondmaalsleer recht deed wedervaren. In de na-reformatorische tijd werd de plaats van het H. Avondmaal in leer en eredienst echter veel minder centraal, vooral onder invloed van het Rationalisme*, dat geen plaats liet dan voor een bloot zinnebeeld, en het Piëtisme*, dat het zwaartepunt van het geloofsleven geheel naar het innerlijk verlegde.

Eerst in de laatste decennia is een aanmerkelijke kentering te bespeuren en worden de pogingen steeds talrijker om het H. Avondmaal de centrale plaats in leer, leven en eredienst te hergeven, die het volgens de nieuwtestamentische gegevens toekomt.

De devaluatie van het Sacrament manifesteerde zich in de eerste plaats in een zeldzame viering. Behoort volgens het N.T. en de oude Kerk deze viering wekelijks, zo niet dagelijks plaats te vinden, in de kerken van gereformeerde oorsprong werd zij beperkt tot vier maal per jaar, in een aantal gemeenten van ons land zelfs slechts éénmaal per jaar. In de Lutherse Kerk is dit anders, doch daar was dan ook dikwijls de belangstelling voor de wekelijkse viering gering. Calvijn was voorstander van een wekelijkse Avondmaalsdienst en weet het streven naar minder veelvuldige viering aan de verderfelijke invloed van de R.K. Paaspraktijk. Hij moest echter bukken voor de wereldlijke overheden, die de zeldzame viering voorstonden. Op het ogenblik is, mede onder invloed van de Liturgische Beweging*, in vele kerken, ook in ons land, een stroming ontstaan, die zich ten doel stelt zo spoedig mogelijk weer tot wekelijkse viering te geraken.

In overeenstemming daarmede wordt thans niet zelden een vaste Avondmaalstafel geplaatst. De wijze van viering in onze kerken van gereformeerde oorsprong wijkt af van die van de andere kerken: men zit aan als gemeente aan de Tafel, terwijl men elders bij de opgang van het koor knielt. In dit gemeenschappelijk aanzitten komt de gedachte van de Avondmaalsgemeenschap wel zeer mooi uit, maar bij een groot aantal Avondmaalsgangen is het tijdrovend.

PROF. DR G. VAN DER LEEUW

Lit.: Yngve Brilioth, Eucharistie Faith and Practice, evangelical and catholic (1930); G. van der Leeuw, Liturgiek (1940); H. Lietzmann, Messe und Herrenmahl (1926); L. D. Terlaak Poot, Het oud-christelijk Avondmaal en zijn historische perspectieven (1936); A. Arnold, Der Ursprung des christl. A., 2.

Aufl. (*937)» (Kath.); E. Gaugler, Das A. im N.T. (1943), (oudkath.).

In de BEELDENDE KUNST reveleren de kunstwerken gewoonlijk een van de volgende vier momenten uit het Evangelieverhaal volgens Mattheus en volgens Joannes, of 'ie voegen twee dezer momenten bij elkaar: i. het eigenlijke Avondmaal zonder meer, met het onderling gesprek der deelnemers; 2. de aankondiging van Judas’ verraad; 3. de instelling van de Eucharistie; 4. de uitreiking van de Communie door den Heiland zelf. Het vaakst komt de aankondiging van Judas’ verraad voor.

In de oudste voorstellingen, o.a. in de Catacomben, wijkt het historische moment nagenoeg geheel voor het symbolische: men ziet een aantal mannen aan een C-vormige tafel gezeten, waarop de Christus-symbolen: vis en brood. Eerst in de 5de eeuw worden de personen van Christus en zijn Apostelen duidelijk herkenbaar: in de Codex Rossanensis, de Rabulas-Codex, vermoedelijk een schildering in de oude Sint Pieter te Rome en een mozaïek in de San Apollinare Nuovo van Ravenna, waar de figuur van Judas geheel in een hoek is geplaatst. Het Laatste Avondmaal geeft zowel de schilders der Oosterse als die der Westerse kerk telkens variërende motieven in de hand, en over het algemeen kan men zeggen dat het Oosten zich nauwer bij de tekst van Mattheus, het Westen zich hechter bij die van Joannes aansluit. In de middeleeuwse Westerse handschriften wordt de tafel rond of ovaal en Christus komt in het midden te zitten; sinds de 10de eeuw verdringt de rechthoekige dis bijna alle antieke tafelvormen. Judas verhuist uit de hoek naar de voorzijde, waar hij dan gewoonlijk alléén zit. Joannes is aanvankelijk een grijsaard, wordt echter na enige tijd een jonge, baardeloze gestalte, en legt sinds ca 1000 zijn hoofd op de schouder of tegen de borst van den Meester (vgl.

Joann. 13.25, reeds bij Ambrosius aangeduid). Soms zijn niet alle Apostelen aanwezig. Een enkele maal, vooral in de late middeleeuwen, misschien onder invloed van de 14deeeuwse Meditationes Vitae Christi (Italiaans) en het geestelijk drama, behoort Maria onder het getal der aanzittenden of slaat zij uit een zijkamer het verloop der gebeurtenissen gade. Judas is meestal wel aanwezig; soms wordt hij een lelijk mens met ruwe baard, scherpe kin, borstelige wenkbrauwen, wilde gebaren en hij krijgt als vast kenteken de geldbuidel of den duivel bij zich, die na de middeleeuwen vaak in een hond verandert (misschien onder invloed der latere Mysteriespelen); het komt voor, dat hij de hand naar de schotel uitstrekt of van Christus de bete broods in de mond ontvangt. Het vragen der Apostelen, niet zonder vrees voor eigen schuldigheid, naar den verrader, krijgt in de compositie van Leonardo da Vinei in Milaan (refter van S. Maria delle Grazie) een dramatisch merk en zijn algemene groepering wordt een schier vast gegeven voor de latere iconografie van het Laatste Avondmaal.

Reeds vóór hem hadden Del Castagno en Domenico Ghirlandajo de ordonnantie voorbereid. Fra Angelico geeft o.a. het moment der uitreiking van de Communie, waarbij Maria niet ontbreekt. Een der schoonste noordelijke verbeeldingen van het Laatste Avondmaal is die van Dirck Bouts in Leuven (Sint Pieterskerk), omgeven door vier prototypen der Eucharistie: Abraham en Melchisedech, Gideon’s vlies, Mannaregen en de versterking van den vermoeiden profeet Elia. Bij Ford Madox Brown is het moment der Voetwassing weergegeven (19de eeuw). De moderne kerkelijke kunst spitst de voorstelling toe op het moment der instelling van de Eucharistie.

DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: G. Millet, Recherches sur Ficonographie de PEvangile (Paris 1916); K. Künstle, Ikonographie der christi. Kunst I (Freiburg i./Br. 1928); K. Müller in Reallex. z. dtsch. Kunstgesch. I (Stuttgart 1937), 28-44, waar verdere opgave van literatuur.