Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Symbool

betekenis & definitie

(1, religie, Gr., teken) wordt in verschillende betekenissen gebruikt:

1. als een wachtwoord of herkenningsteken, dat de toegang opende tot erediensten, die niet voor ieder toegankelijk waren;
2. vermoedelijk daarvan afgeleid : als naam voor de formules, waarin het geloof wordt uitgedrukt, resp. de belijdenissen van geloofsgemeenschappen en kerken; in deze zin spreekt men bijv. van de geloofsbelijdenis van Nicaea als van een „oecumenisch symbool”, omdat het voor alle Christelijke kerken geldt, terwijl de Nederlandse geloofsbelijdenis het symbool is van een bepaalde, de Ned. Herv. kerk;
3. in algemene zin, en in aansluiting aan de oorspronkelijke woordbetekenis: als een werkelijkheid, die samenvalt met een andere werkelijkheid en deze zichtbaar maakt; in deze zin is bijv. het water, dat in de rituele reinigingen van de volken der Oudheid wordt gebruikt, het symbool van het goddelijk leven, resp. de goddelijke genade, die door de handeling worden meegedeeld; zulk een symbool kan een woord, een voorwerp, een handeling, een beeld, een persoon zijn;
4. nog algemener: als aanduiding van allerlei voorwerpen, die een bepaalde gedachte of voorstelling uitdrukken, afgezien van de vraag of zij een andere werkelijkheid wezenlijk dragen; in deze afgesleten zin zegt men bijv. dat het kruis het symbool is van Christendom, de halve maan van de Islam enz.;
5. nog sterker afgesleten is het woord symbool in de losse en gedegenereerde betekenis, die er nog al eens aan wordt gehecht, van „zinnebeeldig, allegorisch”. Zegt men dan van een soort of handeling, dat het alleen maar symbolische betekenis heeft, dan bedoelt men precies het omgekeerde van de oorspronkelijke woordzin, nl. dat zulk een woord of handeling niets met de werkelijkheid uitstaande heeft, terwijl een echt symbool een werkelijkheid is en een werkelijkheid draagt.

(2, wijsbegeerte). In de filosofie spreekt men van de symbolische verhouding tussen de geestelijke activiteit en de wereld. Daarmee is bedoeld, dat de geest niet de wereld spiegelt, maar van haar een beeld ontwerpt krachtens eigen wetmatigheid. Dit beeld is geen afspiegeling van de werkelijkheid, maar wel op deze betrokken en wel zodanig, dat het door de ervaring bevestigd wordt en menselijk ingrijpen mogelijk maakt. In kennen, handelen en kunstschepping vindt een actieve vormgeving plaats, die niet spiegelend of nabootsend is. Krachtens deze vormgeving, die in symbolen geschiedt. schept de mens zich in de geschiedenis de geestelijke werkelijkheid op de natuurlijke werkelijkheid als grondslag. Taal, mythe, levensvormen, kennen en handelen, bedienen zich van symbolen, waarin het van nature gegevene wordt geduid en omgevormd. In het symbool manifesteert zich dus de wijze waarop de menselijke geest antwoordt op de werkelijkheid en aan deze de vorm geeft die een gemeenschappelijke geestelijke wereld (cultuur) tussen mens en natuur mogelijk maakt.

Lit.: M. Schlesinger, Geschichte des Symbolbegriffs (1912); E. Brunner, Das Symbolische in der religiösen Erkenntnis (1914); E. Cassirer, Philosophie der symbolischen Formen (3 dln, 1923 vlg.).

(3, wiskunde) noemt men een teken, dat öf een wiskundig begrip (z formalisme, intuïtionisme), óf een bepaalde combinatie van andere, reeds ingevoerde symbolen (z substitutie) voorstelt, óf op zichzelf generlei betekenis heeft en enkel gebezigd wordt, om daaruit volgens bepaalde, willekeurig vastgestelde regels (z axioma) formules te vormen (z groep, ring en symbolische schrijfwijze), zij het ook, dat het daarbij dikwijls de bedoeling is, aan deze symbolen achteraf wel een betekenis toe te kennen, waardoor de gevormde formules voor een bepaalde toepassing, of soms voor meer dan één toepassing vatbaar worden (z wiskunde).

(4, psychiatrie). Het is de psychoanalyse met haar dieptepsychologie, die ons gewezen heeft op de symbolen, waarvan men zich in de droom pleegt te bedienen. Volgens Freud is het bij voorkeur de sexuele sfeer, die zich in de droom van symbolen bedient, vermoedelijk vanwege het taboe, dat op het sexuele leven is gesteld. Hoewel deze sexuele symboliek onmiskenbaar is, heeft men in deze richting ongetwijfeld tevens overdreven. Ook in mythen en sprookjes is de symboliek onmiskenbaar. Volgens Jung zou het collectief onbewuste zich vaak van symbolen bedienen, waarbij oude, in onze geest vast verankerde begrippen als vader, moeder, kind, geboorte, dood e.a. in droom, mythe en sprookje door symbolen worden voorgesteld. Koningen, engelen, duivels, kabouters e.a. zouden voor dergelijke symbolen worden benut.