gevormd naar analogie van het Duitse Heimatkunde, omvat de studie van het heem, de eigen omgeving, in al haar aspecten, zowel in het heden als in het verleden. Deze omgeving kan zowel één enkele plaats zijn als een grotere of kleinere landstreek en zelfs een geheel land.
De heemkunde omvat dus alle mogelijke wetenschappen (geschiedenis, aardrijkskunde, geologie, demografie, sociologie, kunstgeschiedenis, dialect, folklore, namenkunde, anthropologie, genealogie, biologie enz.), in haar betrekking tot het locale of regionale veld van onderzoek: zij is dus geen wetenschap op zichzelf, maar maakt van verschillende wetenschappen gebruik. Terwijl de Heimatkunst in Duitsland al in de vorige eeuw intensief werd beoefend, is de heemkunde pas in de laatste tientallen jaren zowel in Nederland en Vlaanderen als elders in Europa en Amerika meer bekend geworden, in verenigingsverband en bij het onderwijs. Als onderwijsvak (met name bij het lager en voortgezet lager onderwijs) omvat de heemkunde vooral de locale geschiedenis, het dialect en de volkskunde, waarbij de activiteit der leerlingen dan vooral gericht wordt op eigen waarneming en het verzamelen en rubriceren van zelfverworven materiaal.Lit.: A. W. H. Barten, H. op de Katholieke l. s. (Tilburg 1939); L. Michielsen en L. de Wachter, H. (Antwerpen 1939); Felix Heidendal, Leidraad voor h. (Torhout 1941); F. Koster, Wat is h.? (Amsterdam 1941); H.
Reydon, Wat is h.? (’s-Gravenhage 1941); C. Wilkeshuis, Wat is h.? (Amsterdam 1941); Idem, Inleiding tot de h. (Antwerpen enz. 1943).