Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HEEMRAAD

betekenis & definitie

was oudtijds de benaming van vertrouwensmannen, die in de dorpen belast waren met de zorg voor allerlei zaken betrekking hebbende op het heem, in de zin van de grond, de bodem der woonplaats (zoals de zorg voor de waterkeringen, de afwatering en de wegen). Daarbij traden zij ook als rechters in zake heemrecht op.

Eerst in het jaar 1841 werd die rechtsmacht geheel afgeschaft en werd aan de heemraden nog slechts het administratieve beheer gelaten.Nadat sedert de eerste helft der 13de eeuw algemene besturen werden ingesteld, het vroegst in Holland, die voor de afwatering en waterkering ener gehele landstreek hadden te zorgen, kregen de heemraden, die in die besturen zitting hadden in Holland vrij algemeen de naam van Hoge Heemraden of Hoogheemraden; deze colleges stonden boven die der plaatselijke (dorps-, kroos-, lage-) heemraden. De heemraden werden gekozen door ingelanden, steeds slechts voor één of weinige jaren. Ook thans is het veelal titel van een lid van het dagelijks bestuur van een waterkerend waterschap.

Ook in de Kaapkolonie is de benaming heemraden in gebruik gebracht voor functionarissen van algemeen plaatselijk bestuur ten plattelande.

< >