Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HANNO

betekenis & definitie

(1), de Grote, was tegen het einde van de Eerste Punische Oorlog (264-241 v. Chr.) stadhouder van Carthaags Libye.

Toen na het beëindigen van de oorlog de huurlingen in opstand gekomen waren en hij hen niet kon onderwerpen, werd hij gedwongen de leiding aan Hamilcar Barcas af te staan. Hierdoor ontstond een vijandschap, die de gehele staat in 2 partijen verdeelde. Hanno stond aan het hoofd der aristocratische partij; de Barciden leidden de democraten. Na de dood van Hamilcar en Hasdrubal werkte hij Hannibal tegen en stond aan het hoofd van hen, die vrede met Rome verlangden. Nog na de nederlaag bij Zama (202) treedt hij als één der leiders van de vredespartij op de voorgrond.Lit.: Meltzer-Kahrstedt, Gesch. der Karthager, II en III. (1896-1913).

(2), Carthaags admiraal (ca 500 of 450 v. Chr.), ondernam een reis langs de westkust van Afrika. Na zijn terugkeer plaatste hij een verhaal van zijn lotgevallen in de tempel van Melkart. Een Griekse vertaling daarvan, genaamd Periplous (Omvaring), is bewaard gebleven. Volgens deze wilde hij de Carthaagse handel uitbreiden, waartoe hij koloniën aan de kust van het hedendaagse Marokko stichtte en zijn reis van daar voortzette, wellicht tot aan het Kameroengebergte. Over het eindpunt van zijn ontdekkingstocht bestaat geen zekerheid; maar de prestatie was in ieder geval groots genoeg om Hanno tot één der belangrijkste zeevaarders van de Oudheid te stempelen.

Lit.: M. Cary-E. Warmington, Ancient explorers (1929); G. T. Fischer, De Hannonis Carthaginiensis periplo (Leipzig 1893) ; E. Warmington, Greek Geography (1934).

< >