Carthaags veldheer en staatsman, een der beroemdste legeraanvoerders der Oudheid (246-182 v. Chr.), zoon van Hamilcar* Barcas, was 9 jaar oud, toen zijn vader hem, volgens de legende, eeuwige haat jegens de Romeinen liet zweren en hem met zich nam naar Spanje.
Onder zijn zwager Hasdrubal, die na de dood van Hamilcar (228) het opperbevel in Spanje voerde, werd hij in 223 aanvoerder der ruiterij en, toen Hasdrubal (221) vermoord was, werd Hannibal tot opperbevelhebber uitgeroepen. Hij onderwierp het oostelijk gedeelte van Spanje tot aan de Ebro en sloeg het beleg voor Saguntum*, bondgenoot der Romeinen: dit moest leiden tot een oorlog met Rome. Toen Hannibal’s uitlevering geweigerd werd, verklaarden de Romeinen de oorlog, die de Tweede Punische oorlog heet. Hannibal besloot naar Italië op te trekken. Hij liet zijn broeder Hasdrubal met een leger in Spanje achter en verliet Carthago Nova (218) met een leger, bestaande uit infanterie, ruiterij en olifanten. Hij trok door het Z. van Gallië, waar hij de Allobrogen* overwon, en volbracht in 15 dagen zijn beroemde tocht over de Alpen.
Deze geschiedde volgens sommigen over de Mont-Genèvre, volgens anderen over de kleine St Bernhard of de Mont-Cenis. In 5 maanden bereikte hij Italië, na vele manschappen, paarden en olifanten te hebben verloren. Met de overblijvende troepen versloeg hij aan de Ticinus de consul Publius Gornelius Scipio en behaalde nog in 218 een tweede overwinning bij de Trebia op de consul Tiberius Sempronius Longus. De Cisalpijnse Galliërs werden nu afvallig van de Romeinen, zodat Hannibal onder hen de winterkwartieren kon betrekken. In 217 trok hij over de Apennijnen naar Etrurië, waarbij hij een van zijn ogen verloor. De Romeinse consul Gaius Flaminius liet zich door Hannibal, die deed alsof hij rechtstreeks naar Rome wilde trekken, in de engte lokken tussen het Trasimeense Meer en de bergen van Cortona, waar hij gedood en het grootste deel van zijn leger vernietigd werd.
Hannibal stelde de gevangen Romeinse bondgenoten in vrijheid en trok naar Midden-Italië en Apulië. De Romeinen benoemden nu een dictator Quintus Fabius* Maximus, die een slag vermeed, hem voortdurend in het oog hield en daarom Cunctator (Draler) werd genoemd. Hannibal werd genoodzaakt tot vermoeiende marsen en eindelijk door Fabius in Campanië omsingeld. Hij wist door een list te ontsnappen en trok naar Apulië. Na Fabius* aftreden besloten de twee consuls, Lucius Aemilius Paullus en Gaius Terentius Varro, tot de slag, maar werden bij Cannae volkomen verslagen (216). Paullus sneuvelde.
Hannibal rukte echter niet naar Rome op, omdat diens naaste bondgenoten trouw bleven, maar trachtte de meer verwijderde bondgenoten te doen afvallen, zowel om Rome te isoleren, als om zeehavens in het Z. te bemachtigen, die als steunpunt konden dienen voor schepen met versterkingen uit Carthago. In 216 nam hij Capua, dat echter in 211 door de Romeinen werd hernomen, hoewel Hannibal door een tocht naar Rome de troepen daarheen trachtte af te leiden. Zuid-Italië was na Cannae in zijn macht. In 216 won hij ook de Hirpini in Midden-Italië. In 215 sloot hij een bondgenootschap met Philippus van Macedonië; hij hoopte door een gelijktijdige aanval op Italië van Spanje, Sicilië en Macedonië uit Rome tot overgave te dwingen. De Romeinen voorkwamen dit echter door zelf een vloot te zenden naar de kust van het Balkanschiereiland en door met kracht, onder leiding van twee Scipio’s, de oorlog in Spanje te voeren, zodat Hasdrubal niet vandaar kon oprukken.
Bovendien voerden zij strijd op Sicilië en Sardinië, waarheen de Carthagers steeds te laat versterkingen zonden. Zo heroverde in 212 Marcus Claudius Marcellus Syracuse, dat in 215 afgevallen was. Ook behaalden de Romeinen enige voordelen te land (volgens de overlevering in 216 Marcellus bij Nola). Hannibal vermeesterde echter nieuwe steunpunten in Zuid-Italië (in 213 Tarente, Metapontum en Thurii) en behaalde hier ook overwinningen. Wel verloor hij Tarente in 209, maar hij hoopte dat een tocht van Hasdrubal over de Alpen hem hulp zou brengen en de Romeinen gevoelige verliezen. Deze werd echter bij verrassing in 207 bij de rivier de Metaurus in Noord-Italië verslagen en gedood.
Ook behaalde in Spanje Publius Cornelius Scipio, de zoon van de consul van 218 (later Africanus geheten), grote successen (verovering van Carthago Nova en Gades). Toen nu een poging van de Carthager Mago om in Italië te landen ook mislukt was, trok Hannibal zich naar het uiterste Z., naar Bruttium, terug. Scpio echter was naar Afrika overgestoken, zodat Hannibal teruggeroepen werd. Na vergeefse vredesonderhandelingen werd hij bij Zama verslagen (202). Bij de vrede verloor Carthago zijn politieke zelfstandigheid. Hannibal trachtte door bestuurshervormingen zijn innerlijke kracht te herstellen.
Hij kwam echter in conflict met de tegenpartij, die onder de rijke koopman Hanno steeds tegen het huis der Barciden (waartoe Hannibal behoorde) had gestreden, en moest, ook door de druk der Romeinen, vluchten (195). Buiten Carthago stookte hij tegen de Romeinen en wist de Syrische koning Antiochos* III tot oorlog tegen hen te bewegen, hopend op de medewerking der Carthagers en een geconcentreerde aanval op Italië. Carthago echter weigerde en Antiochos werd overwonnen, hoewel Hannibal het bevel had over de vloot. Bij de vrede (189) was de eis tot zijn uitlevering gesteld. Hij ontkwam naar koning Prusias van Bithynië, die hij hielp in een oorlog tegen Pergamum, maar doodde zich door vergif, toen Titus Quinctius Flamininus ook daar zijn uitlevering verlangde (182). Zijn graf is bij Libyssa in Klein-Azië.
Als veldheer was hij groot, doordat hij, schijnbaar roekeloos en impulsief, alles met zorg organiseerde en voorbereidde; als staatsman, omdat hij met vérziende blik het gevaar voorzag, dat de Romeinen opleverden voor de onafhankelijkheid van andere landen. PROF. DR D. COHENLit.: T. Arno ld, The Second Punic War (1886); T. A. Dodge, Hannibal (2 dln, Boston 1891); Ed. Meyer, H. u. Scipio (in: Meister der Politik, I, 1922); Idem, Zu den span.
Feldzügen H.’s (in: Ed. Meyers Kleine Schriften, II, 1924); V. Ehrenberg, Karthago (1927); E. Groag, Hannibal als Politiker (1929); H. H. Scullard,Scipio Africanus in the Second Punic War (1930); W.
Görlitz, Hannibal nach d. ant. Quellen (1935); K. Sprey, Hannibal (1946).