Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HANDOPLEGGING

betekenis & definitie

De hand is onder de verschillende lichaamsdelen, waaraan de primitieve mens bijzondere Macht* toeschrijft, een der voornaamste (z ziel). Vandaar dat de aanraking van de hand contact met de Macht brengt.

De Babylonische koning bevestigt zijn macht door de handen van de god Mardoek te grijpen. In het Oude Testament is herhaaldelijk sprake van de „rechterhand” van Jahve als aanduiding van zijn macht. Ook bij ons bevestigt nog de handdruk of handslag afspraak, belofte, koop. De handoplegging is een bepaalde vorm van het contact met de hand; zij komt voor ter genezing; zo bijv. in de Asklepiosdienst in Griekenland en in het Nieuwe Testament (bijv. Mc. 6:5). Ook dient zij ter overdraging van de Heilige Geest (bijv.

Hand. 8 : 8). Vandaar kwam de handoplegging in de ritus der Kerk. In de Ned. Herv. Kerk is zij nog in gebruik bij de bevestiging van een candidaat tot de Heilige Dienst. In de R.K.

Kerk komt de handoplegging dikwijls voor, vooral in de Heilige Wijdingen en in het Vormsel. Zij is ook enigszins in het H. Oliesel bewaard. Bovendien worden de handen opgelegd bij het zegenen van zieken en ook bij een gewoon liturgische zegen.Lit.: J. Behm, Die Handauflegung im Urchristentum (Leipzig 1911); J. Coppens, L’imposition et les rites connexes dans le Nouveau Testament et dans l’Eglise ancienne (Paris 1925); J. N. Bakhuizen van den Brink, De oplegging der handen tot het ambt (in: Kerk en Eredienst, III, 6, 1948).

< >