Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VORMSEL

betekenis & definitie

is volgens het Concilie van Trente een waar en eigenlijk sacrament, dat door de handoplegging, de zalving met chrisma en het uitspreken van de sacramentele woorden naast vermeerdering der heiligmakende genade de bijzondere genade verleent om het geloof in Christus standvastig te belijden. De gewone bedienaar is de bisschop, de buitengewone elke priester, aan wie óf door het algemeen kerkelijk recht óf door een bijzonder indult van de paus de volmacht daartoe is verleend.

Het presbyteraat alleen sluit deze ordesmacht niet in, zodat de toediening van het Vormsel door een priester zonder bovengenoemde machtiging ongeldig is. De door het Concilie van Trente gedefinieerde leer omtrent het Vormsel steunt op de gegevens van de Evangeliën, bestaande in de belofte van Christus met betrekking tot de bijzondere zending van de H. Geest en de overgeleverde practijk der apostelen, die deze gave van de H. Geest in opdracht van Christus als een andere genade dan die van het Doopsel en met een daarvan onderscheiden ritus aan de gelovigen meedeelden.Evenals het Doopsel drukt het Vormsel volgens Trente een geestelijk en onuitwisbaar merkteken in de ziel. Voor de gedoopte betekent dit het zegel van de waardigheid van Christen, voor de gevormde dat van de strijder en getuige voor Christus. Men mag het Vormsel dan ook slechts eenmaal in zijn leven ontvangen. Het Doopsel moet als toegangspoort tot alle andere sacramenten daaraan voorafgegaan zijn. Voor de mannelijke vormelingen is de tegenwoordigheid van een peter en voor de vrouwelijke die van een meter voorgeschreven.

In beginsel en afgezien van het kerkelijk gebruik wordt er voor het ontvangen geen bepaalde leeftijd vereist. In dat opzicht heerst er tot heden in de R.K. Kerk geen eenstemmigheid. De Oosterse Kerk handhaaft nog altijd de practijk van de eerste elf eeuwen om het Vormsel onmiddellijk na het Doopsel toe te dienen, ook bij pasgeboren kinderen. De Westerse Kerk gaf daaromtrent weer andere voorschriften. Zij wenst geen toediening vóór het 7de levensjaar, tenzij in geval van doodsgevaar en als de bedienaar deze nuttig acht.

Verder dringt zij er op aan, dat de kinderen het Vormsel zo mogelijk vóór hun eerste H. Communie ontvangen.

Lit.: G. I. C. can. 786-800; decreet van de S.C. Sacr. 30 Juni 1932; Al. Janssens, De Kath. Kerk I, blz. 950-970 (Utrecht 1947, met lit. opg.).

< >