zijn 19 ten jare 1867 door Rome heiligverklaarde Katholieke geestelijken, aldus genoemd omdat de meesten onder hen (16) te Gorcum (officieel: Gorinchem) werden gevangen genomen, bij de bestorming van deze stad door de Watergeuzen. Feitelijk waren zij toen reeds 19 in getal, maar bij de overbrenging naar Den Briel, werden er drie vrijgelaten, die uit schrik voor de dood niet verder voor hun godsdienstige overtuiging durfden uitkomen.
Drie priesters, van elders aangevoerd, vulden het vroegere getal weer aan. Allen werden op een onmenselijke wijze gefolterd en, wijl zij niet wilden afzien van hun geloof in de Eucharistie en vooral van hun gehechtheid aan de paus, ondanks het tegenbevel van Willem van Oranje, ter dood veroordeeld en opgehangen. Onder hen waren verscheidene Zuidnederlanders en zells gegradueerden van Leuven en dezen hadden ook hun uiterste best gedaan om de meer noordelijke bevolking voor Rome te behouden of terug te winnen. Het talrijkst waren de Minderbroeders: elf martelaren, de gardiaan van Gorcum Nicolaas Pieck, enz.
Petrus van Assche (bij Brussel) was slechts lekebroeder. Er waren 2 Norbertijnen bij, 1 Dominicaan en i Augustijn; verder 4 seculiere priesters, onder wie de eerste en de tweede pastoor van Gorcum, Leonardus Vechel en Nicolaas van Poppel. W. Estius schreef kort na hun dood (9 Juli 1572) het verhaal van hun martelingen.
Het martelveld te Brielle trekt ieder jaar duizenden bedevaartgangers. Hun feestdag is 9 Juli.Lit.: I. Biezeno O. P., Met de heiligen het jaar rond. Dl III (Bussum 1949), blz. 46-52; J.
Meerbergen, de H. Mart. v. G. (1928).