noemt men de laatste aanloop, die de infanterie van de aanvaller onderneemt om, nadat de vijandelijke stelling stormrijp is gemaakt, daarin zonder verder oponthoud binnen te dringen. Meer in het bijzonder vindt de benaming slechts toepassing, wanneer aan die handeling het beklimmen van een hoogte, zowel een natuurlijke hoogte te velde (Bruvillerhoogten 1870, Kemmelberg 1918) als een vestingmuur, schans e.d., verbonden is.
In laatstbedoelde gevallen werd oudtijds van stormladders, ook wel van stormtorens, die tot dicht bij de muur werden gereden, gebruik gemaakt. In vlak terrein spreekt men van storm, stormloop of stormaanval.Uit de Tachtigjarige Oorlog zijn, onder vele andere, vooral de afgeslagen Spaanse bestormingen op Haarlem, Alkmaar, Maastricht (1579), Sluis (1587) en Oostende bekend gebleven. Grote roem verwierf de Nederlandse infanterie bij de bestormingen van de stad en citadel van Namen in 1695. Daarentegen leed zij zware verliezen bij het bestormen der Franse verschansingen in de slag bij Malplaquet onder aanvoering van Johan Willem Friso (1709). Aan het afslaan van de laatste stormaanval der Franse Garde in de slag bij Waterloo hadden de Nederlandse infanterie en artillerie een belangrijk aandeel.