ook: Stille Week, of Lijdensweek, heet in R.K. milieu’s de week vóór Pasen. In de kerkelijke taal van de 4de eeuw af: „heilige week” (Hebdomada sancta, Holy week, Semaine sainte), welke geheel is toegewijd aan de viering der geheimen van ’s Heren Lijden en Dood.
Zij begint met de liturgie van Palmzondag en eindigt met het vervroegde verrijzenisfeest van Paasnacht (nu Paaszaterdag). Op vele plaatsen zijn alle openbare vermakelijkheden van staats- of gemeentewege verboden. De Duitsers noemen deze week Karwoche (Klaagweek), want nu vooral wordt het lijden van Christus liturgisch en ter overweging voorgesteld. In de Romeinse liturgie wordt in deze week viermaal het gehele lijdensverhaal gelezen of gezongen (in het laatste geval op dramatischer wijze door drie geestelijken, een in de rol van Jezus, een als verhaler, een als vertolker van heidenen en Joden); op Palmzondag volgens Matthaeus, Dinsdags volgens Marcus, ’s Woensdags volgens Lucas, Vrijdags volgens Johannes. ’s Woensdags, Donderdags en Vrijdags worden tegen de avond de „Donkere Metten” gebeden (geanticipeerd), dat zijn de Metten en Lauden van de volgende dag.
Van na het Gloria der Mis van Witte Donderdag tot aan het Gloria der Mis van Paaszaterdag verstommen de klokken en bellen in de kerken en kloosters, en klinkt alleen het geluid van de houten ratel. De hedendaagse liturgische viering dateert van de 8ste eeuw.In Nederlandse Protestantse kerken heet deze week de „stille week”. In de Protestantse kerkmuziek ontstond uit het gebruik van de Passielezing of -zang de muzikale Passie, waarvan J. S. Bach en H.
Schütz de beroemdste voorbeelden gaven.