Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GODSOORDEEL

betekenis & definitie

(ordalia, judicia dei), omvatte handelingen, waardoor men in de Oudheid, in de middeleeuwen en nu nog bij natuurvolken in rechtsgeschillen een beslissing der godheid of der kosmische elementen meende te kunnen uitlokken. De Germanen kenden het gerechtelijk tweegevecht (pugna, campus), waarin de overwonnene als schuldig beschouwd werd.

Bij de vuurproef (judicium ignis, probatio per ignem) moest de beschuldigde zijn hand een bepaalde tijd in het vuur houden, of in een hemd door een brandende houtmijt gaan, of een stuk gloeiend ijzer over een afstand van 9 schreden in de blote hand dragen, of barrevoets over gloeiende kolen of ook wel over 9 gloeiende ploegijzers lopen. Waren de wonden binnen een bepaalde tijd genezen, dan verklaarde men hem onschuldig. De waterproef (judicium aquae) splitste men in de koud- en warmwaterproef, welke laatste ook ketelvang werd genaamd. De beschuldigde moest in dit geval een ring of steen met ontblote arm van de bodem van een ketel met kokend water halen zonder blaren te bekomen.

Bij de koudwaterproef bond men de rechtervoet van de beschuldigde vast aan zijn linkerarm of omgekeerd en wierp hem bij herhaling in het water, nadat men een touw om zijn lichaam had geslagen, om hem te kunnen ophalen. Zonk hij, dan was hij onschuldig, maar dreef hij, dan was hij schuldig. Deze proef, die men echter later bij de heksenprocessen bleef toepassen, werd reeds door Lodewijk de Vrome en in 1601 door het Parlement te Parijs verboden. De broodproef of de proef der gewijde bete (judicium offae, panis adjurati, casibrodeum), bestond daarin, dat men een stuk brood aan de aangeklaagde gaf; was hij schuldig dan bleef die bete broods hem in de keel steken.

Bij de kruisproef moesten beide partijen aan de voet van een kruis gaan staan tot een van vermoeidheid neerzonk. De avondmaalsproef (purgatio per eucharistiam), vooral bij priesters en monniken in gebruik, berustte op het geloof, dat het nuttigen van de heilige eucharistie de misdadiger ten verderve zou strekken. De baarproef diende om de dader van een moord te ontdekken (z baarrecht). Alle ordalia, met uitzondering van het tweegevecht, werden bestuurd door de geestelijkheid en alzo meestal onder bepaalde plechtigheden in de kerk voltrokken.

De beslissing werd bij het tweegevecht gegeven door de kamprechters, bij de kruisproef, de proef der gewijde bete en de avondmaalsproef door de geestelijken. In het algemeen golden de ordalia als uiterste bewijsmiddelen. Na de 13de eeuw echter verdwenen zij langzamerhand door de invloed van geestelijke en wereldlijke machthebbers en werden in vele landen door de pijnbank vervangen.Lit.: A. Erler, Der Ursprung der Gottesurteile (1941); E. Jobbé-Duval, Les idéés primitives dans la Bretagne contemporaine (1920); B. Hermesdorf, De herkomst der ordalia.

T. v. Rechtsgesch. dl IX (1929), blz. 271 v.; H. Nottarp, Gottesurteile (1949) (met lit. opgave); Müller-Bergström. in: Handwörterb. d. deutschen Aberglaubens (1930), dl III, blz. 994 w. (met uitv. lit. opgave); W. J.

Buma, Het godsoordeel in de Oud-Friese literatuur (Inaug. Oratie Utrecht 1949); W. Schilde, Orakel und Gottesurteile in Afrika (1941); F. Pij per, Middeleeuwsch Christendom (1907); S.

Grelewski, La réaction contre les ordalies en France dep. Ie IXe siècle jusqu’au Decret de Gratiën (Thèse Strasbourg 1924).

< >