Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Gewestelijke arbeidsbureaus

betekenis & definitie

G.A.B.’s zijn de regionale kantoren van het Rijksarbeidsbureau, dat als rijksinstelling, ressorterende onder het Ministerie van Sociale Zaken, de arbeidsvoorziening of arbeidsbemiddeling in Nederland verzorgt.

De arbeidsbemiddeling was oorspronkelijk overgelaten aan het particulier initiatief. In het begin dezer eeuw werd zij een onderdeel van de gemeentelijke zorg. Deze gemeentelijke bemoeiingen, incidenteel ontstaan en zelfstandig gegroeid, namen zulk een omvang aan en werden van zoveel betekenis voor het economische en sociale leven in Nederland, dat de landelijke Overheid het gewenst achtte in de arbeid dezer gemeentelijke instanties, arbeidsbeurzen genaamd, eenheid te scheppen en deze tot een nauwe onderlinge samenwerking te brengen.

Na een reeks K.B. in de jaren 1914-1918, waarbij aan de gemeenten te dien einde verschillende voorschriften werden gegeven, werd deze materie geregeld in de wet op de arbeidsbemiddeling 1930, waarbij met behoud van een zekere zelfstandigheid der gemeenten, het Rijk de richtlijnen aangaf waarnaar het bemiddelingswerk moest geschieden.

Afgewisseld door een korte periode bezettingsrecht, werd na de bevrijding een inmiddels door de Londense Regering voorbereid ontwerp voor de arbeidsvoorziening van kracht, waarbij als basis van de bemoeiingen het Rijksarbeidsbureau werd ingesteld.

Het Rijksarbeidsbureau bestaat uit een Hoofdbureau te ’s-Gravenhage en 25 Gewestelijke Arbeidsbureau’s, gevestigd te Alkmaar, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Breda, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Enschede, ’s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, Heerlen, ’s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Meppel, Middelburg, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht, Venlo en Zwolle. Onder elk der Gewestelijke Arbeidsbureau’s ressorteert een aantal bijkantoren; in totaal 132. De huidige gebiedsindeling en vestiging van Gewestelijke Arbeidsbureau’s en bijkantoren werd vastgesteld bij beschikking van den minister van Sociale Zaken d.d. 31 Oct. 1946, No. 18276.

De taak van het Rijksarbeidsbureau omvat:

a. uitvoering van de Arbeidsbemiddelingswet-1930 en van het Besluit van den Secr.-Gen. van het Dep. van Sociale Zaken van 24 Sept. 1940, betreffende arbeidsbemiddeling;
b. uitvoering van de wet van 16 Mei 1934, Stbl. 257, tot regeling van het verrichten van arbeid door vreemdelingen;
c. zorg voor voorlichting bij beroepskeuze en voor psychotechnisch onderzoek;
d. scholing, herscholing en omscholing van arbeidskrachten, zowel in Rijkswerkplaatsen voor Vakontwikkeling als in de bedrijven (bedrijfsscholing);
e. zorg voor beroepsclassificatie;
f. zorg voor overplaatsing van arbeidskrachten en voor emigratie (landverhuizingswet);
g. zorg voor arbeidsregistratie, hetzij algemeen, hetzij incidenteel;
h. het treffen van andere voorzieningen ten aanzien van de arbeidskracht, zoals het treffen van maatregelen ter voorkoming of bestrijding van werkloosheid of tot leniging van haar gevolgen, voor zover niet aan andere afdelingen van het ministerie opgedragen (wachtgeldregelingen e.d.).
A. KAAN.

< >