(pater Jacobus Maria, O.P.), Vlaams Bijbelkenner (Brugge 3 Mei 1883 - Rome 25 Febr. 1949), studeerde te Leuven aan de Katholieke Universiteit, daarna te Jeruzalem aan de École pratique d’Études bibliques de St.-Étienne. In 1911 werd hij hoogleraar aan het „Angelicum”, de Dominicaanse theologische Universiteit te Rome.
Hij werd bovendien o.a. lid van de Bijbelcommissie (2 Jan. 1929) en voorzitter van de Commissie voor de herziening en de heruitgave van het Pontificale voor de Chaldeërs (1937).Van zijn boeken zijn vooral te noemen een Latijns commentaar op de brief aan de Ephezen (2de druk, 1932) en een serie bijdragen tot de Nieuwtestamentische Bijbelse theologie.
Ook als oriëntalist legde hij grote bedrijvigheid aan de dag. Tevens steunde hij daadwerkelijk de Vlaamse culturele opgang.
Bibl.: Catalogue de la Bibliothèque Syro-Ghaldéenne du Couvent de Notre-Dame-des-Semences prés d’Alqoche-Iraq (1929); de uitg. in het Corpus Scriptorum Ecclesiasticorum Orientalium. Scriptores Syri (Parijs) van een Syrisch werk, dat aan Theodorus van Mopsuesta wordt toegeschreven; nieuwe uitg. van het Chaldees pontificale.
Lit.: G. Ryckmans, In Memoriam Pater J. M. Vosté, in: Kon. VI. Acad.
Wet. Lett. Sch. Kunsten, Jaarb. (1949), blz. 207213.