Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Frederik MULLER

betekenis & definitie

(1), Nederlands bibliograaf (Amsterdam 22 Juli 1817 - 4 Jan. 1881), zoon van Samuel Muller (eigenl. Müller), hoogleraar aan de kweekschool der Doopsgezinde Sociëteit te Amsterdam, werd voor de boekhandel opgeleid en vestigde zich in 1843 te Amsterdam als boekhandelaar.

Als zodanig heeft hij ook in het buitenland naam gemaakt door zijn verzamelingen en wetenschappelijke, bibliografisch en historisch bewerkte beschrijvingen in catalogi, van boeken en pamfletten, prenten en kaarten, vooral betrekking hebbend op Nederlandse ontdekkingsreizen en de betrekkingen met Rusland en Amerika, m.n. ook van portretten en historieprenten (De Ned. geschiedenis in platen). Zijn historische studiën brachten hem in contact met tal van geleerden over heel de wereld. Hij was mede-oprichter van het Kon. Oudheidkundig Genootschap, stichter van het (later naar hem genoemde) Fred. Mullerfonds, dat vele bijdragen tot de Nederlandse bibliografie heeft geleverd.Zijn firma, Frederik Muller & Co, door zijn opvolgers (vooral Anton W. H. Mensing sinds 1899, overl. 1936) meer en meer in de richting van de kunsthandel ontwikkeld, heeft met zijn veilingen op dit gebied een wereldnaam verworven. Zijn zoons Jacob Wijbrand en Samuel Muller Fzn worden hierna behandeld.

Bibl.: Cat. of Books Relating to America (1850); Beschrijvende cat. v. 7000 portr. (1853); Essai d’une bibliogr. neerlando-russe (1859); Cat. v. d. bibl. der Ver. t. bev. v. d. bel. des boekh., met suppl. (I856-’68); De Ned. gesch. in platen, 4 dln (1863-’82).

Lit.: A. C. Kruseman, F. M., in: Levensber. Mij Ned. letterk. (1881); R. W.

P. de Vries, F. M. & Co, in: Nieuwsblad v. d. Boekhandel (1893), blz. 345; C. P. Burger Jr, De Ned. bibliographie en het F. M.-fonds, in: Het Boek (1928); J.

W. M. J. Muller, Het geslacht Müller aus Gerolstein (Oegstgeest 1928); Ned. Patriciaat XIX (1930).

(2), Jzn., Nederlands klassiek philoloog (Haarlem 26 Febr. 1883-Leiden 28 Dec. 1944), zoon van Jacob Wijbrand Muller studeerde te Groningen, Utrecht, Halle, Berlijn, Leipzig en Parijs en promoveerde te Utrecht in 1910. Was leraar aan gymnasia te Zwolle en Utrecht, conrector aan het Nederlands lyceum te ’s-Gravenhage (1913-1919), werd in 1919 hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en in 1921 te Leiden. Taal- en godsdienstgeschiedenis hadden zijn bijzondere belangstelling.

Bibl.: De Veterum imprimis Romanorum studiis etymologicis Pars I (1910); Latijnsche syntaxis (1917); Latijnsche woordverklaringen op semantisch-taalhistorischen grondslag (1918); Grieksch woordenboek (1919); Lat. woordenboek van J. van Wageningen (3de dr. 1921); Altitalisches Wörterbuch (1926); Beknopt Latijnsch woordenboek (met E. H. Renkema, 1928); Beknopt Grieksch woordenboek (met J. H. Thiel, 1933).

< >