Nederlands zeevaarder en ambtenaar der V.O.G. (Gouda 1571 Alkmaar 21 Oct. 1627), broeder van de vorige, bezocht de Latijnse school te Gouda, bekwaamde zich te Alkmaar in de handel en vergezelde zijn broeder zowel op de informatie-tocht naar Lissabon als op de beide Indische reizen. 1 Sept. 1599 werd hij bij de overval gevangen genomen en behoorde tot de 8 mannen, die niet op last van de sultan werden onthoofd. Ondanks al zijn ellende wijdde hij zich met ijver aan de sterrenkunde en de studie van het Maleis.
In 1601 raakte de sultan in onmin met de Portugezen en liet hij op verzoek van prins Maurits Frederik de Houtman en de overige gevangenen vrij. In 1602 kwamen zij in Nederland terug. In Dec. 1603 vertrok De Houtman met de vloot van Steven van der Hagen naar Indië en was van 1605-1611 eerste gouverneur van Amboina. Hij woonde daarna te Alkmaar, waar hij sinds 1614 lid van de vroedschap en schepen was. Van 16191624 vertoefde hij weder in de Oost als Raad van Indië (1619) en gouverneur der Molukken (1621-1623).Bibl.: Spraeck- ende woordboeck in de Maleysche ende Madagaskarsche talen met vele Arabische ende Turksche woorden (Amsterdam 1603, herdr. als: Dictionarium ofte woord- en spraeckboek in *t Duytsch en Maleytsch aangaende de schipvaert en allerley koopmanschap, Amsterdam 1680).
Lit.: G. W. Bruinvis, De zeevaarder F. H., in: De Navorscher LXIII (1914), 417; J. G. Mollema, De eerste schipvaart der Hollanders naar Oost-Indië (1935), 46 e.v.