is het in vaste vorm opgestelde gebed voor liturgische doeleinden en staat in tegenstelling tot het vrije gebed. Waarschijnlijk zijn reeds in het oudste Christendom vast geformuleerde gebeden gebruikt, zulks in aansluiting bij tradities van de Joodse synagoge (de bekendste gebeden zijn daar: het Sjema en het Sjemone Esre, het gebed der achttien beden).
In de oudste gemeente is waarschijnlijk het Onze Vader reeds spoedig niet alleen in persoonlijk gebed, maar ook in de eredienst gebeden. Bovendien vindt men reeds in vroege tijden min of meer vaste vormen voor de Schuldbelijdenis en het intercessiegebed (een gebed van voorbeden, o.a. voor de overheid). In de liturgie van de R.K. Kerk en die van de Oosters-Orthodoxe Kerk bidt men alleen met formuliergebeden. Ook in de Protestantse eredienst, met name die der Anglicaanse en Lutherse Kerken, gebruikt men dikwijls vastgestelde gebeden. In de kerken van Calvinistische oorsprong is men echter doorgaans niet aan vaste gebeden gebonden en worden meestal vrije gebeden uitgesproken. Toch kent men ook hier in de orden voor verschillende diensten geformuleerde gebeden,bijv. in het Book of Common Order (1928) voor de Schotse kerken.Wat Nederland betreft, het Convent van Wesel (1568) veroorloofde de prediker in vrij gebed te bidden of het gebedenformulier van Genève of andere kerken te gebruiken, de Synode van Dordrecht (1574) wenste echter „eenderley Forme van opentlyke Kerk-gebeden” en wel die achter de Catechismus: Het gebed des Zondags vóór de predikatie, Een gebed voor alle nood der Christenheid, Een gebed vóór en na de leer van de Catechismus, Een kort gebed vóór de predikatie in de week. Deze gebeden, thans veelal achter in het kerkboek opgenomen, zijn voor de dienst in de Ned. Herv. Kerk niet voorgeschreven (het Syn. Reglement voor de kerkeraden bepaalt, dat de predikanten in het gebruik der liturgische schriften „naar eigen oordeel te rade gaan met de godsdienstige behoeften hunner gemeenten”) en werden daar, evenals in de Gereformeerde kerken, tot voor kort slechts zelden gebruikt. In de laatste jaren schenkt men echter door de nieuwe liturgische beweging weer veel meer aandacht aan deze gebeden, worden verschillende geheel of gedeeltelijk weer gebruikt en ook nieuwe formuliergebeden opgesteld. In de Waalse gemeenten wordt elke Zondag de Confession des péchés gebeden, die men ook terugvindt in het eerste gedeelte van „Een kort gebed vóór de Predikatie in de week”. In verschillende kerken kent men ook formuliergebeden voor kerkelijke vergaderingen en huiselijke godsdienstoefening; in de Gereformeerde traditie van Nederland bijv. de gebeden achterin het kerkboek voor kerkeraadsvergaderingen, morgen- en avondgebed, gebeden voor het eten en na het eten, gebeden voor kranken en stervenden.
Ook in andere godsdiensten is sprake van formuliergebeden. Men denke bijv. aan de vaststaande gebeden in de eredienst van de Joodse synagoge en verder aan het reciteren van bepaalde gedeelten uit de Korân bij de Salât in de Islâm.
PROF. DR G. SEVENSTER
Lit.: H. H. Barger, Ons Kerkboek (1907), blz. 276 vlgg.; E. G. Achelis-L. W. Bakhuizen van den Brink, Praktische Theologie (Utrecht 1906), blz. 150 vlgg.; A. Kuyper, Onze Eeredienst (1911); G. van der Leeuw, Liturgiek (Nijkerk 1940), blz. 180 vlgg.; G. Rietschel, Lehrbuch der Liturgik I (1900).