(gest. Utrecht 31 Aug. 1590), vestigde zich in 1559 te Utrecht als advocaat.
Hij werd in 1562 secretaris van het kapittel van St Salvator en in 1568 pensionaris van de stad. Als zodanig speelde hij een voorname rol, doordat hij vele malen de stad of de Staten bij de centrale regering vertegenwoordigde in onderhandelingen over de bijdrage van Utrecht in de algemene lasten, de opvolging van de gevangengenomen stadhouder, Bossu, over het Vredenburg, waar ook na de dood van Requesens een Spaans garnizoen lag en dat men als een bedreiging voor de stad beschouwde. In de onderhandelingen met Oranje over een satisfactie had Thin een belangrijk aandeel en nadat deze tot stand was gekomen en de Prins als stadhouder was erkend, werd hij landsadvocaat (1577). Hij had vervolgens een belangrijk aandeel in de totstandkoming van de Unie van Utrecht. Doordat hij zich schaarde bij de partij der in godsdienstig opzicht gematigde aristocraten, moest hij tegenover de Calvinisten, die Leicester steunde, in 1586 de stad verlaten. Hij keerde in 1588 terug en bewerkte daarna de benoeming van Maurits tot stadhouder van Utrecht.DR H. A. ENNO VAN GELDER
Lit.: P. L. Muller, De partijstrijd te Utrecht over de Nadere Unie (Bijdr. Vad. Gesch. 3de Reeks, III); J. A. G. G. Trosée, Hist. Studiën (1924).