Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SATISFACTIE

betekenis & definitie

(dogmatisch), een begrip uit de godgeleerdheid, dat eigenlijk met satisfactio vicaria, plaatsvervangende genoegdoening, wordt aangeduid. Het woord is een poging om het bemiddelend heilswerk van Jezus Christus in de door de zonde veroorzaakte spanning tussen God en mens nader te bepalen.

De uitdrukking zelve is afkomstig van Anselmus, die haar ontleende aan de zgn. boeteleer, die bepaalde, dat de mens niet enkel zijn schuld heeft te belijden, maar ook daden heeft te volbrengen, die als boete de begane schuld compenseren. Het wezen van de zaak evenwel, dat Christus’ lijden en sterven een „genoegdoening voor de schuld” is, werd reeds door de oudste theologie, berustend op bijbelse gegevens geleerd.Deze gegevens dragen zeer gevarieerd karakter: ze grijpen terug

1. op de oudtestamentische offertheorie, het offer als verzoeningsmiddel voor God, waarbij speciaal het vloeien van bloed verzoenende betekenis had (Mt. 20, 28);
2. voorts op de gedachte van straf, de mens is door de zonde strafwaardig geworden, in zijn plaats treedt nu Christus in het gericht (Jes. 53; Rom. 8, 1 vgg.);
3. op Gods overwinning door Christus op de daemonische machten, die beslag op het menselijk geslacht hebben gelegd; de genoegdoening, die Christus aan de goddelijke gerechtigheid in het kruis geeft, betekent de overwinning op de machten der duisternis, Col. 1, 13.

Deze verschillende perspectieven worden geconcentreerd in de leer der satisfactie, die het kruislijden als een noodzakelijk moment in de geschiedenis waardeert, waardoor de verhouding tussen God en mens, door de zonde geschonden, weer hersteld wordt en het recht Gods genoegdoening krijgt. Er moet boete gedaan worden, anders is er geen vergeving, de mens kan dit ontzaglijke gericht van Gods toorn niet op zich nemen. Zo treedt Christus daarvoor in de plaats. Verschillende interpretaties blijven nu hier mogelijk, al naarmate men de heilsbetekenis subjectief vanuit en ten bate van de mens, of objectief vanuit en ten bate van Gods eer waardeert.

De eerste lijn gaat van Abélard, over Luther, naar Schleiermacher, Ritschl, Herrmann en onze „ethische” theologie, de tweede over Augustinus, Anselmus, Calvijn, Bavinck, Barth. Ook de R.K. theologie schaart zich bij de tweede groep van opvattingen. Terwijl men hier het quantitatief berekeningselement zoveel mogelijk wil uitschakelen, dat bij de satisfactieleer onwillekeurig zich aanmeldt, wil men toch volhouden, dat de offerdood van Christus een omwenteling van Gods toorn tot genade ten gunste van de mens bij God heeft veroorzaakt. Juist deze omwenteling van stemming bij God wordt door de eerstgenoemde groep afgewezen, men wijst er op, dat niet God moest worden verzoend, maar dat het Gods genade, Gods liefde is, die de wereld verzoent; God neemt in Christus de wereld aan, waarbij het Kruismysterie voor haar het teken van zijn onveranderlijke liefde is.

PROF. DR H. VAN OYEN

Lit.: H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, III (1918); E. Brunner, Dogmatik II (1950); A. F. L. Lekkerkerker, Gesprek over de verzoening (1949).

< >