Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FLAMINIUS

betekenis & definitie

naam van een plebeïsch geslacht in het oude Rome. De belangrijkste vertegenwoordiger er van was Gaius Flaminius, de grootste democratische boerenleider, die Rome vóór de tijd der Gracchen heeft opgeleverd: hij was de leider van de agrarisch-Italische reactie, die in de periode tussen de eerste en de tweede Punische oorlog opkwam tegen het imperialistische streven naar expansie buiten Italië, dat met de eerste Punische oorlog zijn intrede in de Romeinse politiek had gedaan.

Het eerste symptoom van deze reactie, de binding van de centuriae der comitia centuriata aan de tribus met het doel om in deze volksvergadering, die over oorlog en vrede te beslissen had, het door de invoering van de geldcensus verstoorde agrarische overwicht te herstellen, dateert van vóór de tijd van Flaminius’ optreden, waarschijnlijk van 241 v. Chr., het eindjaar van de eerste Punische oorlog. Maar wel voegde hij a.h.w. het sluitstuk aan deze hervorming toe, doordat hij als censor in 220 de libertini tot de 4 stadstribus beperkte, aldus het agrarisch overwicht in de volksvergaderingen nog versterkende. Voor het overige was zijn ganse streven gericht op een democratisch-agrarische politiek binnen Italië. Als volkstribuun dreef hij in 232 v. Chr. tegen de wil van de senaat het voorstel door om het vroeger op de Senonische Galliërs veroverde land, de ager Gallicus, onder Romeinse burgers te verdelen. Tijdens de Gallische oorlog van 225-222 verwierf hij tegen de zin van de aristocratie het consulaat en wist de Gallische stam der Insubres een ernstige nederlaag toe te brengen. Van zijn censuur in 220 valt, behalve de reeds genoemde hervorming, de aanleg te signaleren van de via Flaminia, die Rome met het pas gekoloniseerde land in het N. van Italië verbond. In 219-218 kwam de Claudische wet, die overzeese handel voor senatoren onmogelijk maakte en die ongetwijfeld ten doel had, imperialistische tendenties in de boezem van de senaat tegen te gaan, met Flaminius’ steun tot stand. Het uitbreken van de tweede Punische oorlog (218) was Flaminius natuurlijk niet welkom, maar noch hij, noch de boerenmeerderheid in de comitia centuriata vermocht hier de loop der dingen te stuiten, omdat de senaat handig genoeg had gemanoeuvreerd om de volksvergadering voor een onontwijkbare prestigekwestie te stellen. Wel werd hij in 217 voor de tweede maal tot consul gekozen (wederom tegen de wil van de senaat), maar bij het Trasimeense meer door Hannibal in een hinderlaag gelokt, vond hij met een groot deel van zijn troepen de heldendood. Met hem daalde zijn democratische politiek ten grave: het verloop van de gevaarlijke oorlog maakte de senaat weldra noodzakelijkerwijze almachtig en door het verval van de boerenstand in de tweede eeuw kwam hierin vóór het optreden der Gracchen nauwelijks meer verandering. Het beeld, dat de Romeinse geschiedschrijving van Flaminius geeft, is veel te ongunstig: het oordeel van zijn aristocratische tijdgenoten galmt bij haar na. Hij was de belangrijke voorloper van de Gracchen, met dit verschil echter, dat hij, hoezeer hij ook evenals zij zijn oogmerken tegen de wil van de senaat trachtte door te zetten, daarbij toch binnen de grenzen bleef, die de Romeinse constitutie hem stelde.PROF. DR J. H. THIEI.

Lit.: K. Jacobs, Gaius Flaminius (diss., Leiden 1937).

< >