waren in het oude Rome volksvergaderingen van burgers, waarin deze onder leiding van overheidspersonen een als vraag voorgedragen voorstel (rogatio) bij stemming aannamen of verwierpen. Men onderscheidde verschillende comitia.
1. Comitia curiata, ingedeeld naar curiae. Hiertoe hadden alleen patriciërs toegang. De vergaderingen werden gehouden op het Comitium, een gedeelte van het Forum. In de koningstijd hadden deze volgens de traditie aanzienlijke bevoegdheden: de keuze van de koning, het opdragen van het gezag aan deze (lex de imperio), beslissing over oorlog en vrede (volgens Dionysius van Halicarnassus ook de benoeming van ambtenaren en andere bevoegdheden; dit is echter zeker onjuist). In historische tijden behielden zij de lex curiata de imperio (tegenover beambten); en zij hadden verder bevoegdheid in alles, wat te maken had met de sacra der gentes (zo bijv. de adrogatio = adoptie in een andere gens).
2. In hun plaats traden toen de comitia centuriata, die de voornaamste beambten kozen, over wetsvoorstellen beslisten en het recht bezaten van provocatio (eindbeslissing over het vonnis bij halsmisdaden), zo een beroep op de comitia werd gedaan. Oorspronkelijk was voor hun besluiten de bekrachtiging van de senaat nodig, later werd deze vooraf gegeven. Zitting in de comitia centuriata hadden alle burgers, verdeeld in 5 klassen (z census). De vergaderingen der comitia centuriata vonden plaats op het Marsveld. Zij werden door de overheid bij bevelschrift (edictum) afgekondigd, en de rogationes (voorstellen) moesten ten minste 17 dagen voorhangen. Wanneer een augur op de dag der vergadering de voortekenen ongunstig vond, werd de vergadering verschoven; eveneens als na aanvang der vergadering zich ongunstige tekenen openbaarden, als onweder, of wanneer iemand der aanwezigen de vallende ziekte (morbus comitialis) kreeg. Het uitbrengen der stemmen (suffragia ferre) geschiedde eerst mondeling, later op stemtafeltjes. Onder toezicht van bewakers (custodes) werden de stemmen door stemopnemers (diribitores) geteld en de uitkomst als volksbesluit afgekondigd. Beraadslagingen vonden niet in de comitia plaats, doch in een voorafgaande contio. De verschillende centuriae brachten ieder één stem uit.
3. De comitia tributa stonden later in aanzien boven de comitia centuriata. Zij werden gevormd door de 35 wijken (tribus) van Rome en omgeving. Een overwicht der aristocratie was daarin onmogelijk, omdat er de toevallige buren, rijken en armen naast elkaar stemden en iedere tribus één stem uitbracht. Dus verkreeg de plebs er de overhand. Het voorzitterschap werd er gewoonlijk bekleed door een aedilis of door een volkstribuun; de medewerking van de senaat of van augures werd niet vereist. Gewoonlijk kwam deze vergadering op het Forum bijeen. De wijze van behandeling der zaken en van stemming kwam overeen met die in de centuriata. Vermoedelijk waren zij eerst vergaderingen van de plebs (concilia plebis), doch sinds 286 golden hun besluiten voor het gehele volk. De comitia tributa kozen de lagere beambten, quaestores, aediles plebis en aediles curules, later ook een deel der pontifices (priesters). Ook hadden zij de eindbeslissing over de oplegging van boeten. Oorspronkelijk bestonden zij alleen uit plebejers; bij de uitbreiding der bevoegdheden kregen ook de patriciërs er toegang. Vermoedelijk werden sindsdien de tribuni plebis, wier verkiezing oorspronkelijk had plaats gehad in de concilia plebis, gekozen in comitia tributa, die alleen voor de plebs toegankelijk waren. In de keizertijd ging de betekenis der comitia natuurlijk sterk achteruit.
Lit.: A. G. Roos, Comitia Tributa-Concilium Plebis, in Mededeel. Kon.
Akad. 1940; G. M. Francken, in Verslag, en Meded. Kon.
Akad. 1882; Eu gen Ta u bier, Der Römische Staat (in Gercke-Norden, Einl. in die Altertumswiss., 1935, dl III) met lit.