Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FIDEICOMMIS

betekenis & definitie

of making over de hand, noemt men de testamentaire beschikking, krachtens welke iemand de nalatenschap of het legaat moet ontvangen over de hand van een ander, die door de erflater als eerstgeroepen erfgenaam (legataris) was aangewezen (vgl. Hugo de Groot, Inl.

II. 14. 10-12).De fideicommissa zijn afkomstig uit het Romeinse recht, waar ze oorspronkelijk vooral beoogden goederen uit de nalatenschap te doen toekomen aan personen die krachtens een wettelijk verbod niet uit een testament mochten genieten. Aan deze beperkingen trachtten erflaters te ontkomen door de wettelijke of testamentaire erfgenaam te verzoeken bepaalde goederen uit de nalatenschap uit te keren aan degene, die zij wilden bevoordelen. De erfgenaam was aanvankelijk rechtens niet verplicht aan dit verzoek te voldoen. Vandaar de benaming fideicommissum: de erflater vertrouwde (committere fidei) op het fatsoen (fides) van de erfgenaam. Later, in het begin van de keizertijd, kreeg echter het fideicommis rechtens verbindende kracht. Het fideicommis werd nu het middel om twee personen achtereenvolgens te bevoordelen, nl. eerst de fiduciaire en dan na hem de fideicommissaire erfgenaam. De eerste erfgenaam kreeg als eigenaar tot een bepaalde tijd of tot zijn dood het genot van de fideicommissaire goederen, die daarna in eigendom overgingen op de fideicommissarius, die hem dus moest overleven.

Dit fideicommis van het latere Romeinse recht is in Nederland en elders gerecipieerd. In de tijd van de Republiek kwamen fideicommissaire erfstellingen veel voor. Men maakte er o.m. in aanzienlijke, vooral adellijke, families gebruik van om de goederen in de familie te houden. Men noemde dit een perpetueel, gradueel of familie-fideicommis. Het NEDERLANDSE Burg. Wetb. bevat in art. 926 een uitdrukkelijk verbod van erfstellingen over de hand of fideicommissaire substitutiën, eveneens niet zonder enkele uitzonderingen toe te laten. De wet verbiedt makingen over de hand, waarbij de erfgenaam of legataris de verplichting wordt opgelegd om de erfenis of het legaat te bewaren en aan een derde voor het geheel of een gedeelte uit te keren. Niet verboden daarentegen is het fideicommis, waarbij aan de fideicommissaire erfgenaam (of „verwachter”) slechts het onvervreemde en onverteerde gedeelte van de nalatenschap behoeft te worden uitgekeerd (fideicommissum residui) (art. 928 B.W.). Ook op het verbod van erfstellingen over de hand met de verplichting tot bewaring kent de wet enkele uitzonderingen, zie de artt. 1020-1023 B.W.

Lit.: J. C. van Oven, Leerb. v. Rom. Privaatrecht, 2de dr. (1946), blz. 548-554; E. M. Meyers, Erfrecht, 4de dr. (1941) blz. 116-129, 447-463.

In BELGIË zijn fideicommissen eveneens in het algemeen verbonden (art. 896 Code Civil). Nochtans laat de Code Civil (art. 1048 vlgg.) het maken van erfstellingen over de hand toe, wat betreft het beschikbare gedeelte, aan de vaders en moeders ten voordele van hun kleinkinderen, die reeds geboren zijn of die nog mochten geboren worden; aan de kinderloze broeders en zusters ten voordele van hun neven en nichten, die reeds geboren zijn of die nog mochten geboren worden. Zie verder de genoemde artikelen. De Code Civil voorziet een aantal maatregelen, om de nadelen van de erfstelling over de hand, in de geoorloofde gevallen, te verminderen. Ook in België is het fideicommissum residui (zie boven) toegestaan.

PROF. DR F. VAN GOETHEM

Bibl.: A. Kluyskens, Schenkingen en Testamenten, 2de dr. (z. j., Antwerpen), 6de hfdst. Erfstellingen over de hand.; F. van Goethem, Schenkingen en Testamenten, dl II (Leuven 1947), Boek IV, blz. 123 e.v.; H. De Page, Les Testaments, ch. 3, Des substitutions fidéicommissaires (Bruxelles 1947), p. 1799 sqq.

< >