Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Evert GORTER

betekenis & definitie

Nederlands geneesheer (Utrecht 19 Febr. 1881), studeerde te Leiden. Na zijn artsexamen werkte hij enige tijd aan het Institut Pasteur te Parijs.

In 1907 promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift Over de verschillende typen van tuberkelbacillen en over de wegen der tuberculeuze infectie. In 1918 werd hij lector, in 1923 hoogleraar in de kindergeneeskunde. Inmiddels, nl. in 1916, daartoe door particuliere giften in staat gesteld, richtte Gorter een afzonderlijke afdeling voor Kindergeneeskunde aan het Leids Academisch Ziekenhuis in, die spoedig uitgebreid werd en waaraan een druk bezochte polikliniek was verbonden. Van 1935 begin 1939 doceerde hij aan de Gentse Universiteit: in die stad stichtte hij de afdeling Kindergeneeskunde. Naast klinisch onderzoek heeft dr Gorter veel experimenteel werk verricht en een grote, daadwerkelijke belangstelling voor physische en chemische problemen aan de dag gelegd.

Daarvan getuigen talrijke publicaties van hem en zijn medewerkers en een reeks van proefschriften door zijn leerlingen bewerkt. Gorter ijvert zeer voor de Preventieve Geneeskunde; hij behoort tot de stichters van het Nederlands Instituut daarvoor. Niet alleen door zijn uitmuntend onderwijs, doch ook door populaire geschriften heeft hij het welzijn van de zuigeling en het jonge kind gediend.Bibl.: De voeding van gezonde en zieke zuigelingen; Leerboek der Kindergeneeskunde; Klinische Diagnostiek (met W. C. de Graaf).

< >