of Wolfsmelkachtigen is de naam van een plantenfamilie uit de groep der choripetale Dicotylen. Zij telt, vooral in de warmere gewesten, ca 7200 soorten, kruiden of houtgewassen, soms cactusachtig, meest met verspreide, nu eens enkelvoudige, dan weer samengestelde, soms slechts schubvormige bladeren en samengestelde bloeiwijzen.
De meest eenslachtige, regelmatige bloemen hebben nu eens een kelk en kroon, dan weer een bloemdek of in het geheel geen bloembekleedselen, 1- veel, dikwijls vergroeide meeldraden en een bovenstandig, meest 3-hokkig vruchtbeginsel met 1 of 2 hangende, anatrope, met de micropyle naar boven en buiten gekeerde zaadknoppen in elk hokje en dikwijls vorksgewijs gespleten stijlen.De vrucht is soms een bes of steenvrucht, maar meestal een kluisvrucht, die in haar onderdelen (oorspronkelijke vruchtbladen) uiteenspringt, soms met luid geraas, zoals bij de bekende Sandboxtree (Hura crepitans L.) uit tropisch Amerika, een tot 30 m hoge boom met een rechte stam, uitgespreide takken, grote, hartvormig-eironde, gelijkmatig gezaagde bladeren, langgesteelde, neerhangende mannelijke katjes met een bloedrode meeldradenzuil, gesteelde, opstaande, paarse, vrouwelijke bloemen en een houtige, veelhokkige vrucht, waarvan de aangenaam smakende zaden buikloop en braking verwekken en de bladeren, in olie gekookt, tegen rheumatische aandoeningen gebruikt worden.
Typisch voor de zaden is een arillusachtige wrat of caruncula boven de micropyle en verder, dat zij een groot, olie- of vetrijk endosperm bevatten. Hierdoor kregen verschillende geslachten voor de mens grote betekenis: Croton, Aleurites, Ricinus, voorts het 150 soorten tellende geslacht Jatropha L., waarvan de soort J. curcas L. uit tropisch Amerika de Oleum infernale levert, de soort J. multijida L., eveneens uit tropisch Amerika, purgeernoten en de Oleum Pinhoën, dan het pantropische, 100 soorten tellende geslacht Sapium Jacq., waarvan vooral S. sebiferum (L.) Rxb., de Talkboom van Oost-Azië, bekend is, die de in de zeep- en kaarsenindustrie gebruikte zgn. Chinese talk levert, enz. Polyembryonie door het optreden van nucellus-embryonen is o.a. waargenomen bij de zaden van Coelebogyne (of Alchornea) ilicifolia J Sm. uit Oost-Australië.
Vele Euphorbiaceeën bevatten, hetzij in cellen, hetzij in vaten, melksap. Dit is veelal zeer vergiftig, zo bij de bovengenoemde Hura crepitans, bij Excoecaria agallocha L., de zgn. tigermilktree der kusten van tropisch Azië, en bij de gevreesde dolboom of mancenieljeboom (Hippomane Mancinella L.) van de kusten van West-Indië en Centraal-Amerika, een vrij grote boom met een dikke rechte stam met een grijze, gladde bast en bruin, wit gevlamd, tot het vervaardigen van huisraad uitstekend geschikt hout, uitgespreide takken, eironde, spitse, fijngezaagde, onbehaarde bladeren en een vlezige, appelvormige, veelhokkige, van binnen houtige steenvrucht, gelijkend op een appelboom, waaronder bij stormweer het oponthoud al gevaarlijk is om het uit gekneusde takken naar beneden druppelende, voor het vergiftigen van pijlen veel gebruikte melksap, waarom planten er van op de Antillen van regeringswege verboden is. Bij een paar geslachten uit tropisch Amerika, Hevea en Manihot, is het rijk aan caoutchouc en dat van Chrozophora tinctoria levert het tournesol.
In Nederland zijn van deze familie slechts twee geslachten vertegenwoordigd: Euphorbia of Wolfsmelk en Mercurialis of Bingelkruid. Sierplanten leverde zij er verschillende op: zo enkele soorten van Euphorbia, Codiaeum variegatum, Ricinus communis L. (Wonderboom), dan een paar soorten van het 430 soorten rijke tropische geslacht Acalypha L., waarvan vooral A. hispida Burm., een soort met grote, groene bladeren en lange, purper- tot bloedrode hangende aren, zeer verbreid is, ten slotte Dalechampia Roegliana Muell Arg. uit een geslacht, dat met 100 soorten vooral in tropisch Amerika voorkomt, veel gekweekt om de merkwaardige bloeiwijze, waaronder een involucrum uit twee grote, witte of rosé bladeren.
De Euphorbiaceeën worden onderverdeeld in twee onderfamilies: de Crotonoideae, waartoe alle tot dusver genoemde geslachten behoren, met één zaadknop per hokje, en de Phyllanthoideae, die nooit melksap hebben en twee zaadknoppen in elk hokje van het vruchtbeginsel. Hiertoe behoort o.a. het 500 soorten rijke, tropische, eenhuizige geslacht Phyllanthus L. De mannelijke bloemen vertonen hier vaak een 6-delig, kelkachtig bloemdek en een 3-tal, tot een zuiltje vergroeide meeldraden, de vrouwelijke een dergelijk bloemdek en een vruchtbeginsel met drie stijlen. De meeste soorten hebben geen ware bladeren, doch slechts bladachtig verbrede stengels (phyllocladiën), zodat de bloemen op de bladeren schijnen te zitten, zo de veelgekweekte, roodbloeiende Ph. speciosus Jacq. uit West-Indië. Zeer bekend is Ph. Emblica L., op Java Malaka geheten, een 10-12 m hoge Oostindische boom met smalle spitse bladeren en lichtgele, okselstandige bloemen, waarvan de zaden eetbaar zijn en de looistofrijke vruchten onder de naam Grijze myrobalanen in de handel komen.
PROF. DR TH. J. STOMPS